pieter van bogaert
pieter@amarona.be
BINNENSKAMERS
Gorik Lindemans, Ingeborg Knigge, Theo Kooijman (& Louis Thevenet)
voor CC ‘t Vondel, 2024
Van Louis Thevenet wordt wel eens gezegd dat hij lui was en dat hij daarom stillevens maakte, zodat hij zijn huis niet moest verlaten om te schilderen. Dat is niet waar. De meer dan duizend werken die hij nalaat bewijzen het tegendeel. Thevenet was productief. Dat hij alleen maar stillevens en interieurs zou schilderen, is trouwens ook niet waar. Thevenet schilderde marines (tijdens zijn verblijf in Nieuwpoort) en landschappen (zoals hier, in Halle). Hij schilderde ook graag de cafés waar hij kwam, langs binnen én langs buiten.
Nee, als er iets waar is, dan is het dat die leugens eigenlijk misverstanden zijn en dat het weerleggen ervan, de hier verzamelde kunstenaars – Gorik Lindemans, Ingeborg Knigge en Theo Kooijman – tot verre verwanten maakt van de schilder Louis Thevenet. Het gaat hier over een manier van kijken die ook een manier van leven is. Die twee – het leven en de kunst – zijn hier niet meer van elkaar te scheiden. Het gaat erom te doen wat je graag doet, ook al is dat – in het geval van Ingeborg – soms een plicht. Doen wat je graag doet en daar altijd maar beter in worden, dat begint in de huiskamer die altijd meer een atelier wordt en gaat verder naar al die plekken die Thevenet en deze kunstenaars altijd meer als hun huis/kamer gaan ervaren.
BINNENSKAMERS, dat kennen we allemaal, dat is de plek waar we altijd weer naar terugkeren. Het is de plek waar we elke keer weer thuiskomen. De plek waar we telkens weer met iets anders komen: een bos bloemen, een boek, een meubel, een plaat, een film, een nieuw tv-programma. Een schilderij. Altijd dezelfde plek, altijd anders. Daar houden we van, van datzelfde dat altijd weer verandert. Dat zien we in het werk van deze kunstenaars. Het zijn seriekunstenaars die graag terugkeren naar dezelfde plekken, dezelfde objecten, dezelfde handelingen om er gefascineerd te worden door de veranderingen. We zien het in de interieurs van Thevenet, waarin dezelfde dingen blijven weerkeren: het harmonium, de Maria, een wandelstok, de kapstok.
We zien het bij Gorik, wiens levenswerk van het afgelopen decennium bestond uit het verbouwen van zijn eerste eigen huis. Als een onverbeterlijke seriekunstenaar herhaalt hij die verbouwingen nog eens in deze tentoonstelling met dezelfde materialen maar deze keer in twee dimensies en op papier. Altijd hetzelfde, altijd anders. We zien het bij Theo, die al wat langer in zijn eerste eigen huis woont, waar hij blijft verder werken aan zijn reeksen op lange termijn: van interieurs, van stillevens, van vloeren en objecten, maar ook van tuinen en van portretten, niet in het minst het zelfportret. Hij doet dat al veertig jaar. Herwerken, versies maken, olie op doek, collages op papier, objecten in drie dimensies die dan weer terugkeren in die tweedimensionale doeken en collages, in kleur en sinds kort ook in zwart-wit. We zien hoe zijn atelier daarbij altijd meer zijn huis overneemt. Zijn huis waar de zoete geur van olieverf je overvalt van zodra je binnenkomt. En we zien dat opnieuw bij Ingeborg die haar dagelijkse taken fotografeert voor de reeks Have You Done Your Duty? De huiskamer als atelier.
Van de foto’s van haar dagelijkse taken maakt Ingeborg reeksen. Series. Wat anders? Die vormen kalenders. Dat brengt me bij een ander thema dat eigen is aan seriekunstenaars als Ingeborg, Theo, Gorik en voor hen Louis – Thevenet dus. Dat is het thema van de tijd. Die werken hebben iets tijdloos. Of ze zetten zich uit de tijd. Of ze gaan terug in de tijd. Dat hoort natuurlijk allemaal samen met het thema van het stilleven. Die verstilde tijd. De nature morte, waar, en hier laat ik me graag inspireren door de psychoanalyse van Jacques Lacan, waar de dingen samenvallen met zichzelf. Of waar de dingen tot zichzelf komen. Waar ze zich herstellen, zoals bij Ingeborg. Waar ze vorm krijgen, zoals bij Gorik. Waar ze veranderen in de tijd, bij Theo.
Thevenet was autodidact. Ze noemen hem wel eens een zondagsschilder. Gorik durft dat woord ook gebruiken als hij het heeft over zijn eigen schilderwerk. Dat is natuurlijk allemaal niet waar. Gorik is een begenadigd schilder. Dat zie je aan het plezier dat afstraalt van zijn schilderijen. Net als bij Theo. Net als bij Thevenet. Ook al zijn Gorik, noch Theo, noch Ingeborg autodidacten. Ze gingen alle drie naar de kunstschool. Het plezier zit hem in de manier waarop ze zichzelf blijven uitvinden. Wanneer ze andere media introduceren in hun werk. Soms lijkt dat op een bewust ingebouwde handicap, die hen verplicht anders te werken. Het verplicht hen zichzelf heruit te vinden. Zoals wanneer Theo zijn geschilderde stillevens herwerkt als collages. Of zoals Gorik die de werken in zijn huis opnieuw uitvoert in een tweedimensionaal vlak. Je ziet dat ook bij Ingeborg die haar gefotografeerde dagelijkse taken uitvoert en daarbij altijd andere technieken moet inzetten: naaien, strijken, wassen, onkruid wieden, haar knippen, poetsen, …
Ja, Thevenet was een thuisschilder, een huisschilder, een peintre en bâtiment die schildert BINNENSKAMERS, of, zoals zijn mecenas François Van Haelen het formuleerde als hij nogal denigrerend sprak over het werk van een andere schilder die ik hier nu niet ga noemen: een façadeklacher (en trouwens, als het gaat over het heruitvinden van het zelf: Thevenet was ook creatief met taal en verzon graag nieuwe woorden zoals saincibadie als hij mooi bedoelde of knochabadol voor wat hij lelijk vond of ook rotomoknokel voor auto: ook in de taal was hij autodidact, rotomoknokeldidact). Wel, die façadeklachers die keren hier ook weer terug in de foto’s die Ingeborg maakte van de huisnummers die de façades op haar weg sieren. Ook die foto’s van de buitenkanten van de huizen zeggen iets over hoe het eraan toe gaat aan de andere kant: BINNENSKAMERS.
Want dat is nog iets wat deze kunstenaars gemeen hebben met Thevenet. Die moest geen mensen schilderen om toch de aanwezigheid ervan in zijn interieurs op te roepen. Theo en Gorik en Ingeborg hebben dat ook niet nodig. Thevenet moest ook geen landschappen schilderen om zijn verlangen naar het landschap, naar ruimte, naar lucht op te roepen. Een wandelstok volstaat. Of een hoed, of een paraplu. En ja, daar gaat het toch om in al dit werk: om het oproepen van intimiteit en hoe die zich van buiten naar binnen keert en weer terug.
Maar over die intimiteit ga ik het nu niet hebben – ook al leest deze tentoonstelling als een ongegeneerd dagboek van de verschillende kunstenaars. We weten ondertussen dat de mecenas van Thevenet de grote bierbrouwer Van Haelen was en dat Thevenet zich door zijn mecenas graag liet betalen in natura met geuze en faro. En als het gaat over intimiteit dan kan ik wel even verklappen dat Theo en Gorik ook graag een goed biertje lusten. Ik moet het zelfs niet verklappen – Theo schrijft het zelf op zijn website. En misschien is dat voor Ingeborg ook zo. En misschien ook voor u. De kans dat er in een van de kamers van deze tentoonstelling, of in de kamers errond, ook een Thevenetbiertje te vinden is, lijkt me dan ook reëel. Daarom denk ik dat ik hier moet stoppen en u alleen maar kan aansporen zelf de kamers van deze tentoonstelling te exploreren. Geniet ervan.