IHA

pieter van bogaert

pieter@amarona.be

Ongemakkelijk gaat ook

Renzo Martens en het Institute for Human Activities

voor H-art, 2015

In 2004 trekt Renzo Martens voor het eerst naar Congo om er een video te maken: ‘Episode 3’. Hij zal er blijven terugkeren. Voor diezelfde video: de première volgt in 2008 met de extra titel ‘Enjoy Poverty’. Om er opbrengsten van dat werk te delen met de Congolezen in die film. Om er een nederzetting op te richten: de eerste stap in een Congolees gentrificatieproject. Om er een laboratorium te creëren en na te denken over de mogelijkheden en de moeilijkheden van kritische kunst.

Het uitgangspunt is heel eenvoudig: er is veel kritische kunst, maar de eersten die er beter van worden zijn de kunstenaars zelf en hun entourage – galerijhouders, vastgoedontwikkelaars, critici, publiek. Dat geldt net zo goed voor Renzo Martens’ kunst over Afrika. Hij is de eerste om dat toe te geven en het is dat systeem dat hij wil doorbreken. Door de opbrengst van zijn werk te delen met de Afrikanen. Door ter plaatse conferenties en residenties te organiseren. Door de gentrificatie om te draaien.
We zijn allemaal tegen de gentrificatie van onze favoriete binnensteden, legt hij uit. Maar ondertussen leven we er wel allemaal van. Zijn alternatief is de gentrificatie omarmen als één van de voornaamste producten van de kritische kunst. Ze zelf in handen nemen en niet overlaten aan op winst beluste vastgoedontwikkelaars die de kritische kunst graag deel maken van hun zaak. Dus creëert hij een plek waar kunst ten volle haar maatschappelijk effect kan realiseren: in Congo.
Sinds Martens en zijn Institute for Human Activities (IHA) verjaagd werden van de eerste nederzetting op een voormalige Unilever plantage in Oost-Congo, werkt hij verder op een geheime locatie in het Congolese regenwoud. IHA ontvangt er Congolese arbeiders die graag naar de conferenties komen om er te luisteren, te eten en te drinken. Renzo Martens nodigt er sprekers uit – Congolezen en Westerlingen – om er van gedachten te wisselen over kunst en politiek. Recent startte er ook een residentieprogramma waar arbeiders van de plantage met kunstenaars uit Kinsjasa beelden maken in klei. De arbeiders en hun mentoren selecteerden de beste beelden voor enkele recente tentoonstellingen in Europa: eerst in Cardiff en nu ook in Amsterdam en Berlijn.
Om die beelden hier te krijgen maakt Martens 3D-scans in Congo. Die print hij in Amsterdam om er mallen van te maken en de beelden af te gieten in chocolade van Congolese plantages. De grote beelden zorgen voor het spektakel: dat trekt volk. De kleine zijn er om te verkopen: dat brengt winst. Je vindt ze voor 39,95 € tijdens de tentoonstellingen, op de website van IHA of op een commerciële kunstbeurs als Art Brussels, waar Martens ze persoonlijk van de hand doet op de stand van IHA.

Ritueel
In een korte video keert Martens met videobeelden van de tentoonstelling in Cardiff terug naar de nederzetting. Alles in die video over de terugkeer naar Congo draait rond het ritueel. Iemand haalt gekoelde champagne uit de rivier voor de receptie. Een ander installeert de projector. Iedereen lacht luid als kunstkenners in Cardiff de eerste beeldjes kopen. Het ritueel in Congo eindigt met het overhandigen van een grote cheque van tweeduizend dollar, alsof de Congolezen het groot lot winnen in de Nationale Loterij.
Een andere video toont beelden uit 2012 van de eerste conferentie in de eerste nederzetting. Gelijkaardig ritueel: frigo uitladen, hek schilderen, flyers uitdelen en vlaggen hijsen met de logo’s van Unilever, de Biënnale van Berlijn en IHA. Martens skypet voor een Congolees publiek met Richard Florida die met ‘The Rise of the Creative Class’ het handboek schreef voor grootstedelijke gentrificatie. Florida’s eigen ideeën hebben veel weg van een ritueel. De overgang naar een postfordistische economie, aldus Florida, volgt altijd hetzelfde recept met dezelfde ingrediënten: de drie T’s van Technologie, Talent en Tolerantie.
Florida’s ideeën en die van Martens’ omgekeerde gentrificatie gaan erin als zoete koek. Het is bevreemdend en herkenbaar tegelijk. Hetzelfde met de sculpturen van de Congolezen. Het is een heruitvinden, een ritueel herhalen, van een traditie in de Afrikaanse kunst. Bevreemdend en herkenbaar. Je denkt aan de Afrikaanse beelden die Europese kunstenaars aan het begin van de twintigste eeuw inspireerden in hun werk. Je denkt aan een sculpturale traditie die stopt als de eerste kolonisten hun nederzettingen bouwen in Congo. Je denkt aan een postkoloniale heropleving van die kunst.
Wat tonen die chocolade beelden? Een verbondenheid met de natuur. Het verwerken van een koloniaal verleden. Ellende. Bijgeloof. Verhalen die volgens de traditie, als een ritueel, worden doorgegeven van de ene naar de andere generatie.
Het is niet de chocolade die deze beelden zo zoet maakt voor een Europees publiek. Het is het verwerken van die thema’s dat soelaas brengt. Je koopt geen blok chocolade. Je koopt authentieke kunst, gemaakt van authentieke chocolade. Je betaalt – Martens’ logica – voor de toegevoegde waarde, voor de in deze beelden geknede emoties, gekruid met een vleugje kritiek. Ook daarin zit een ritueel dat aanleunt bij de Fair Trade logica van uw lokale Wereldwinkel of uw globale Starbucks.

Buiten
Daar is dat ongemak weer dat hippe Westerlingen in gegentrificeerde buurten naar hun bankkaart doet grijpen. Het ongemak dat de kijkers van ‘Enjoy Poverty’ op hun stoel doet schuiven. Het ongemak bij het kijken naar de ellende van een ander en bij de onmacht om daar iets aan te veranderen. Het ongemak bij de vaststelling dat je zelf deel bent van het probleem. Het is onmogelijk om je daarbuiten te stellen. Voor de kijker niet, die liefst de laagst mogelijke prijs betaalt voor de producten van Unilever. Voor de Congolezen niet, willens nillens ingeschakeld in een wereldwijde economie. Voor de kunstenaar niet, die al tien jaar lang werkt met de ellende van de Congolezen.
Wordt het makkelijker als we naar deze beelden kijken als deel van een sociaal, of cultureel, of intellectueel experiment? Als een onderneming dat de grenzen van de kritische kunst aftast en haar context uitbreidt? Martens doet dat niet enkel met logo’s, maar ook met video’s over de leefomstandigheden van de arbeiders op de plantage, over de nederzetting, over de conferentie en de residentie in Congo. Hij organiseert niet enkel conferenties in Congo, maar ook in Berlijn of in Londen. Op die manier, door over en weer te reizen tussen beide werelden, tussen hier en ginder, blijft hij beide realiteiten met elkaar confronteren.
En toch blijft het wringen. Het heeft ermee te maken dat Martens Westerse recepten toepast in een Congolese context. In ‘Enjoy Poverty’ was het recept: maak je eigen foto’s van je eigen ellende en verdien er zelf geld mee in plaats van de Westerse media rijk te maken. Het mislukt. Natuurlijk, zeg je dan: de Congolese context is helemaal anders dan de globale waarin die media opereren. Hier heet het recept ‘gentrificatie’: de aangekondigde mislukking van de operatie zit nu niet alleen in de Congolese context, die helemaal anders is dan die van de Westerse metropolen. De aangekondigde mislukking zit al in het recept zelf: elke gentrificatie van eender welke buurt leidt niet tot een oplossing, maar wel tot een verplaatsing van het probleem. Alternatieve ondernemers – kunstenaars, ontwerpers, handelaars – herwaarderen achterstandswijken. Aangetrokken door dat nieuwe publiek komen vastgoedontwikkelaars de prijs opdrijven. Waardoor die kunstenaars en ontwerpers van weleer plaats moeten maken voor bewoners en bedrijven met meer geld. De een zijn dood is de ander zijn brood.

Laboratorium
Dat los je natuurlijk niet op door te stellen dat je werk een laboratoriumfunctie heeft. Wat telt voor Martens is niet het gentrificeren op zich, maar wel de bewustwording over de werking van kritische kunst. Bij Congolezen en bij Berlijners, Amsterdammers of Brusselaars.
Er is nog een filmmaker die zo een laboratoriumperiode doormaakte en daarbij nogal wat heen en weer sprong tussen hier en elders: Jean-Luc Godard. Bij hem loopt die periode van 1969 tot 1974. In die tijd werkt hij onder de vlag van de Groupe Dziga Vertov, genoemd naar de revolutionaire Sovjetcineast. Het zijn de nadagen van mei ’68 en Godard wil meer dan enkel politieke films maken. Hij wil films maken op een politieke manier. Kritiek speelt daarin een grote rol. Het gaat er niet enkel om kritische films te maken, maar ook om kritisch te zijn voor je eigen werk. Daarom zit in elke film van de Groupe Dziga Vertov, als een ritueel, een moment van zelfkritiek waarin de makers reflecteren over hun werk en hun manier van produceren. Het gaat niet enkel om de boodschap: het onrecht en de ellende in de wereld. Het gaat ook om de cinema, de kunst als middel om daar iets aan te veranderen. En natuurlijk: om het samen, collectief, zoeken naar nieuwe manieren van produceren.
Ik zal de laatste zijn om te beweren dat het allemaal is gelukt voor de Groupe Dziga Vertov. Verre van. Maar interessant was het zeker. En ik ga zeker niet beweren dat Renzo Martens de nieuwe Godard is. Ook al maken ze er beide een punt van de woorden en de dingen naar de letter te nemen. Ze vinden niets nieuw uit, ze radicaliseren enkel wat er al is. Geen metaforen hier. Symbolen spelen daarentegen wel een grote rol. Martens gaat daarin net iets verder. Het geeft zijn werk een religieuze dimensie. Die episodes als rituelen. Het wachten op ‘Episode 2’, nog altijd in de maak na ‘Episode 1’ en ‘Episode 3’. Waar we naar uitkijken is het middenstuk: de komst van de Messias en de liefde die alles overwint.
Wordt vervolgd.

Renzo Martens / Institute for Human Activities.
‘A New Settlement’. Tot 8 juni in Galerie Fons Welters, Bloemstraat 140, Amsterdam. Di-za, 13-18u.
‘The Matter of Critique’. Tot 7 juni in KW, Auguststrasse 69, Berlijn.
‘A Lucky Day’. Tot 26 juli in KOW, Brunnenstrasse 9, Berlijn. Wo-zo, 12-18u.
www.humanactivities.org