pieter van bogaert
pieter@amarona.be
Archeoloog van de toekomst
Akram Zaatari in Wiels
in <H>art, 2014
Met ‘This Day at Ten’ brengt Wiels ouder en nieuwer werk van de Libanese kunstenaar Akram Zaatari. Ouder is ‘This Day’, een video uit 2003, nog steeds actueel, zelfs tien jaar na datum – daar komt de titel van de tentoonstelling vandaan. Nieuwer is ‘Letter to a Refusing Pilot’, Zaatari’s bijdrage voor het Libanees paviljoen tijdens de jongste Biënnale van Venetië. Het toont de kunstenaar als archeoloog en archeologie als instrument voor de toekomst.
Het eerste beeld staat helemaal op het einde van de gang die de tentoonstelling in tweeën deelt. Het komt uit ‘Ain el Mir’ (2002), een tweeënhalf uur durende video met een man die zich steeds dieper de grond in graaft. Diep in de put vindt hij een mortierhuls. In die mortierhuls zit een brief. Die brief werd geschreven en begraven in 1990 door de Libanese verzetsstrijder Ali Hashisho. Hij verontschuldigt zich bij de gevluchte bewoners van het huis in Zuid-Libanon, bij de Israëlische grens, voor zijn verblijf in hun woning. Het zet de toon voor deze tentoonstelling waarin de archeologie, de geschiedenis, haar zichtbaarheid en haar leesbaarheid een grote rol spelen.
Een foto van de huls, de brief zelf en uitreksels uit het dagboek van Hashisho toont Zaatari achter de muur met de video. Die objecten bepalen het ritme van de tentoonstelling. Die beweegt zich tussen het poëtische en de verslaggeving, tussen beeld en tekst, tussen fictie en documentaire, tussen verleden en toekomst, tussen de geschiedenis en wat je ermee kan doen. Het toont verschillende momenten waarop telkens met een andere blik naar die geschiedenis wordt gekeken: van 1982 (de Israëlische invasie in Libanon) gaat het naar 1990 (de eerste Intifada van de Palestijnen), naar 2002 (de tweede Intifada), naar 2013 (vandaag).
De brief, de correspondentie tussen hier en ginder, tussen toen en nu, speelt een belangrijke rol. Het zit in de titel van zijn recentste werk: ‘Letter to a Refusing Pilot’. Maar het zit ook in de structuur van zijn tien jaar oudere video: ‘This Day’. Daarin beweegt Zaatari van zijn herinneringen als adolescent aan de bombardementen boven zijn geboortestad Saida – beelden daarvan keren terug in ‘Letter to a Refusing Pilot’ – naar bedoeïenen in de Syrische woestijn en zijn mailbox tijdens de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever na de tweede Intifada. Als u gaat kijken, neem dan zeker de tijd voor de volle negentig minuten van ‘This Day’. Dat loont de moeite.
Al die werken samen zorgen voor nogal wat interferentie. Die is fysiek voelbaar: je kan niet kijken naar ‘This Day’ zonder mee te luisteren naar de stem van Francoise Hardy of de muziek van de Libanese televisie in ‘Letter to a Refusing Pilot’. Je kan niet kijken naar het laatste werk zonder de context van het eerste. De Israëlische bommen over Saida in 1982 doen denken aan de Israëlische bommen boven Beiroet in 2006. De geschiedenis van Libanon is voor altijd verbonden met die van Israël en de Palestijnen. Zo lijkt deze tentoonstelling één grote tijdscapsule. Maar dat wil Zaatari zelf liever nuanceren.
Akram Zaatari: “De tijdscapsule is een manier om te communiceren met een ongekende toekomst. Je gooit een fles in de zee, zonder te weten waar ze uitkomt. Je schiet een raket in de ruimte zonder te weten wie daar mogelijk is. Je begraaft een mortierhuls, zonder te weten wie ze ooit zal opgraven. Voor dOCUMENTA (13) maakte ik iets in die zin. Een simulatie van dat werk is deel van deze tentoonstelling. Maar verder is de tijdscapsule niet meer dan een metafoor. Ik wil een open platform creëren en zoek manieren om met de registratie van het alledaagse om te gaan. Wat doet die historicus met de bedoeïenen in de woestijn? Hoe registreerde ik mijn adolescentie? Wat vertellen die mails over de Israëlische invasie op de Westelijke Jordaanoever aan een Libanees als ik? Al die vragen in ‘This Day’ tonen het alledaagse van voor de bloggers en van voor YouTube.
Je perspectief op de toekomst gaat in tegen de perceptie. Ik zie vooral een bekommernis met het nu, gekoppeld aan een zorg voor het verleden. Naast kunstenaar ben je ook medestichter en jarenlang drijvende kracht achter de ‘Arab Image Foundation’ (AIF), een archief met beelden uit de Arabische wereld.
Zaatari: Vergis je niet. AIF gaat ook over de toekomst. Het wil foto’s bewaren voor volgende generaties. Het is als een schip dat reist. Het is – veelal om economische redenen – moeilijk om zoiets drijvende te houden in het Midden-Oosten. Maar ik hoop dat het er nog zal zijn als ik er zelf niet meer ben.
Beelden gaan hier een eigen leven leiden. De Franse kunsthistoricus Georges Didi-Huberman heeft het erover bij het werk van zijn Duitse voorganger Aby Warburg: het “Nachleben” van de beelden. De manier waarop Warburg beelden monteert in zijn ‘Bilderatlas Mnemosyne’ zorgt voor een voortdurende dialoog. Ook voor de volgende generaties. Ik zie nogal wat relaties tussen de atlas van Warburg en jouw werk met AIF of dat van Walid Raad: die was niet enkel medestichter van AIF, maar werkt als kunstenaar ook onder de veelbetekenende vlag van de ‘Atlas Group’.
Zaatari: Die verwantschap is er zeker. Ik zag vorige maand nog de tentoonstelling van Didi-Huberman over Warburg’s atlas in Beirut (een nieuwe versie van die tentoonstelling staat nu in Parijs, pvb). Ik hou wel van dat idee van het na-leven. Het is niet enkel zeer poëtisch. Het bevrijdt het beeld ook van haar oorspronkelijke functie. Het trekt de beelden uit de sfeer van de media, het private of de kunst en maakt het deel van de poëzie, van de toekomst.
We gebruiken dagelijks beelden volgens de bekommernissen van de dag. Ik ben daarbij steeds meer geïnteresseerd in de geschiedenis van het medium. Ik probeer het beeld als document te verbinden aan het mechanisme van de productie, vroeger en nu. In het digitale tijdperk worden beelden nomadisch. We weten niet meer hoe ze gemaakt worden, wie ze maakt, waar ze vandaan komen. Je ziet steeds meer dingen die niet meer op te sporen zijn. Elk beeld draagt een dubbele aard, een dubbele datum: van vandaag en van toen. Dat zorgt ook voor een dubbel auteurschap: dat van de oorspronkelijke maker en dat van de gebruiker.
Of van de geadresseerde. ‘Letter to a Refusing Pilot’, de titel van je nieuwste werk verwijst naar de brief die zo een belangrijke rol speelt in deze tentoonstelling. Toch zien we hier, in vergelijking met het oudere werk, een verschuiving van tekst naar beeld. Het zit in je projecties, maar ook in de opstelling van het werk. Er zijn twee schermen: een groot voor de video en een kleiner voor de 16mm-film. De projector van die film is deel van de installatie. Net als die eenzame bioscoopzetel die fungeert als een interface tussen beide beelden.
Zaatari: ‘Letter to a Refusing Pilot’ is een brief die er geen meer is. Het idee van de brief zit inderdaad in het adres: ik richt het werk aan de piloot. Hij is de mythische figuur die vorm geeft aan mijn adolescentie door zijn weigering mijn school te bombarderen. De opstelling is vrij theatraal. Het begint als een film, maar het eindigt als een theaterstuk. Tussen elke vertoning is er een pauze waarin de lichten aan en uitgaan. Net als in het theater. Die simulatie van weerkerende elementen is belangrijk.
De richting van de zetel – gezicht naar de film, rug naar de video – heeft iets dialectisch: beeld en tegenbeeld.
Zaatari: Ja, dat is een idee van Jean-Luc Godard: champ/contrechamp. Het verwijst naar de verschillende realiteiten van het beeld.
En de grens daartussen. De notie van de grens die zo belangrijk is in je werk. Ik moet eraan denken bij het lezen van je imaginaire conversatie met de Israëlische filmmaker Avi Mograbi. Hij vertelt over zijn familiegeschiedenis die gaat van Beiroet via Damascus naar Jeruzalem en Alexandrië. Die bewegingen in het grenzenloze Ottomaanse rijk van toen zijn nu niet meer mogelijk. AIF draagt een gelijkaardige pan-Arabische filosofie. Net als de bedoeïenen in ‘This Day’. Schuilt daar een verloren utopie?
Zaatari: Het is een fascinatie die ik heb met de geschiedenis. Grenzen zijn ficties. Dat interesseert me in mijn conversatie met Avi Mograbi: we zijn beide filmmakers en praten veel over de grens tussen documentaire en fictie. Voor mij is die scheiding achterhaald. Godard maakt op een nogal provocerende manier hetzelfde onderscheid tussen Israëli’s en Palestijnen. Terwijl het ene volk uit de zee komt om zich te vestigen in het beloofde land, verdwijnt het andere in zee en verliest het haar land. Sindsdien, zegt Godard, staan de Israëli’s voor de fictie en de Palestijnen voor de documentaire. Het is een boutade uiteraard. Godard kan dat onderscheid niet maken. Er is geen grens tussen fictie en documentaire, net zoals er eigenlijk geen grens is tussen Israël en de Palestijnen.
In die zin is je conversatie met Avi Mograbi exemplarisch. Je doorbreekt die imaginaire grens tussen jou als Arabisch kunstenaar en Mograbi als Israëlisch filmmaker.
Zaatari: Arabieren en Israëli’s moeten opnieuw greep krijgen op hun geschiedenis. Dat doen ze niet door oorlog te voeren, maar wel door dialoog. De kunstwereld kan daarin helpen. Daar is plaats voor contradicties. Neutrale grond bestaat niet. Er is een groot onrecht gepleegd in 1948. De Shoah oplossen door de creatie van Israël leidde tot een nieuwe catastrofe: de Nakba van de Palestijnen. Avi en ik gaan ervan uit dat we die geschiedenis niet meer kunnen veranderen. We kunnen 1948 niet uitvegen, net zoals we het nazisme niet zomaar kunnen vergeten. Daar moeten we mee leren leven. Dat gebeurt door individuele dialogen. Mijn conversatie met Avi is daar deel van, net zoals mijn dialoog met de Israëlische piloot in ‘Letter to a Refusing Pilot’.
Daar schuilt iets van een kinderlijke onschuld. Het kind dat zo een belangrijke rol speelt in je werk. Niet enkel door jezelf op te voeren als adolescent in 1982, het jaar van de Israëlische invasie in Libanon. Het zit ook in het beeld van ‘Le Petit Prince’, het boekje waarin je bladert bij het begin van ‘Letter tot a Refusing Pilot’.
Zaatari: Dat is waar. En dat is geen nostalgie, maar wel noodzaak. Er zijn dingen die je niet kan begrijpen zonder je te verplaatsen in de wereld van een kind.
Akram Zaatari. ‘This Day at Ten’. Tot 27 april in Wiels, Van Volxemlaan 354, Brussel. Woe-zo, 11-18u. www.wiels.org