ambulanten

pieter van bogaert

pieter@amarona.be

Eerste verslag van De Ambulanten

Buda, maart 2024

Ze noemen zich De Ambulanten. Dat staat voor zorg op verplaatsing. Ze zijn onderweg en ze zorgen – met en voor elkaar, met en voor anderen. Ze veranderen van plaats en ze komen terug. Sint-Monika, het woonzorgcentrum in de Brusselse Marollen, is zo een plek waar ze naar blijven terugkeren en waar ze veel tijd doorbrengen en nog meer de tijd haar werk laten doen.[i]

Buda in Kortrijk is de plek waar we elkaar ontmoeten en waar ze nu al voor de zesde keer in residentie zijn. Werken op verplaatsing. Op de tafel liggen stukjes stof waar ze de laatste dagen nog aan werkten met een groep vrienden, kunstenaars, familie bij de bewoners van Sint-Monika. Op die stukjes stof: meer of minder afgewerkte tekeningen, teksten, figuren. Daar werken zij nu op verder. Ze nemen de draad op waar hij is blijven liggen. Later, dat weten ze al, zullen ze die stukjes samenbrengen in een groter geheel. De aanzet daarvan hangt hier al aan het raam. Dat is wat ze doen: kleine verhalen passen in een groter beeld.

We praten. Zij naaien. Ze verdwijnen in hun werk. Hun doel is dat de Ambulanten verdwijnen met hen. Misschien, zo zal blijken, is dat wel het begin van de Ambulanten. Dat mensen verdwijnen. Dat is wat mensen doen. Ze kennen dat. Mensen nemen afscheid voor ze verdwijnen. En soms verdwijnen ze zonder afscheid. Hoe geef je die verdwenen mensen een plaats in wat rest? Hoe het afscheid verwerken? Dat is wat ze doen. Dat is hun werk.

Ze werken niet alleen. Er komen mensen bij en er vallen mensen af. Soms komen mensen terug. Ze laten het gebeuren. De Ambulanten, dat is een spel van loslaten, van werken en verwerken. Van anticiperen ook. Ze anticiperen op het verdwijnen van de ander en op het eigen verdwijnen.

Ze waren, ze zijn, maar nooit alleen – altijd tussen de anderen (zelfs als ze alleen zijn). Ze communiceren door samen te zijn. Mensen denken anders. Ze doen anders denken. Ze gaan zelf anders denken. Ze communiceren met woorden, maar meer nog met gebaren, door aan te raken, te voelen, met warmte, geuren, sensaties. Dat leren ze met de tijd. Dat is hoe ze werken. Anders worden. Veranderen. Dat is wat ze doen met die stukken stof op de tafel. Verwerken. Interpreteren. Ze zoeken naar de verhalen achter al die werkjes die betekenis krijgen – veranderen van betekenis – tussen al die andere werkjes.

Als ze praten maken ze elkaars zinnen af.

Zo verkennen ze de grenzen van het delen en van het cognitief vermogen. Ze denken samen, anders. Ze leren verbanden leggen. Altijd andere verbanden. Altijd anders kijken. Ze verliezen stukjes van zichzelf en vinden er andere in de plaats. Zoals met die draden waarmee ze werken. Draadje kwijt. Draad weer opnemen. Draden om te hechten. De rode draad. Een losse draad.

Ze nemen hun tijd. Vertragen. Werken met de hand. De kwetsbaarheid van die mensen die verdwijnen keert weer in de fragiliteit van die handwerkjes. De zachtheid waarmee ze dat opvangen.

Ze maken composities van verlies en nodigen anderen uit hetzelfde te doen. Die komen met hun eigen verlies, hun eigen verdriet. Soms worden ze ingehaald door het moment. ‘Ik was’. Ze waren. En dan niet meer. Dan zijn ze iets anders. Kunstenaars worden handwerkers. Mensen worden herinneringen. Herinneringen worden realiteit.

De waarde van het werk zit in de kwetsbaarheid. In het niet weten omgaan met verlies. Nog niet. Nog altijd niet. Zelfs al worden ze er altijd beter in.

Niet alles blijft bij hen. De dingen verspreiden zich. Verlies wordt winst.

Ze zijn kunstenaars en helpers, helpers als kunstenaars. Ze vertrekken van de menselijkheid achter de kunstenaars. Zo beginnen ze als Ambulanten. Tijdens de lockdown. Met de vraag waarom kunstenaars niet zouden kunnen helpen. Ze worden vrijwilligers in Sint-Monika. Zo ontstaan de Small Gestures of Care. Ze leren er mensen kennen, mensenkennis. Ze worden mensenkenners. Vertrouwenspersonen. Anders, opnieuw.

Ze krijgen wel eens de vraag: wat is de artistieke waarde van De Ambulanten? Zo een toolbox: is dat artistiek werk? Hoe kunnen we dat denken? Zoals Rubens, omringd door schilders die zijn werk uitvoeren in zijn atelier? Dat atelier, dat zijn zij. Zij werken verder op de uitgezette lijnen. Maar wie zet die lijnen uit? Waar is de Rubens in dat geval? Waar is de kunstenaar?

Iedereen kunstenaar. Niemand kunstenaar.

Die tools: dat zijn kleine gebaren van zorg. Die tools: dat zijn instrumenten om anders te denken, in zorg, over kunst, met beleid. Geen grote kunstwerken, zeker niet. Vele kleine, meer van dat. De hoop is dat het resoneert, niet in de grootsheid, maar wel in de veelheid, in de diversiteit. Altijd anders. Mensen betrekken, uitwisselen, verbinden.

Een regel van De Ambulanten – over werkethiek: oordeel niet, iedereen heeft een andere techniek, andere ideeën. Niets moet, laat gebeuren wat gebeurt. Laat los. Denk niet te weten wat anderen nodig hebben. Werk van onderuit – vanuit het atelier, niet de kunstenaar. Denk niet vooraf, maar zoek in het moment. Hou rekening met de plek, met de grenzen van de plek. Pas ideeën aan aan de realiteit. Altijd opnieuw.

Nog regels van De Ambulanten: zeg goedendag tegen de mensen. Klop op de deur. Heb geen ambitie om de zaken te veranderen – dat doen de zaken zelf wel. Werk ermee, met die kleine veranderingen en met de nieuwe gebaren die ze met zich meebrengen. Daarvoor dient die toolbox. Laat je inspireren door al die andere praktijken, al die kleine verschillen.

Ze vertragen. Ze verstillen. Ze geven tijd aan de kwetsbaarheid. Te snelle oplossingen dreigen te zorgen voor meer verlies. Ze geven ruimte aan de kwetsbaarheid. Zo krijgen ze meer ruimte voor geluk.

Hun werken zijn tweezijdig. Het is belangrijk om de twee kanten te zien. Transparantie. Zoeken naar het evenwicht tussen wat ze zien en wat ze doen. Wat ze maken en wat rest. Het beeld en het werk. Wat verschijnt en wat verdwijnt. Hetzelfde werk, een ander beeld.

Ze zijn met drie. Soms wat meer, soms wat minder. Verschijnen. Verdwijnen. Oplossen. Wegcijferen. Geven en nemen.

Vraag voor De Ambulanten: hoe zie je je eigen oude dag? Een denkoefening voor de toekomst. Hoe zie je jezelf veranderen (of zei ze verouderen)? Zonder pijn (haar moeder). In een gemeenschap (zij zelf). Altijd langer leven betekent altijd meer zorg. Romantisch? Of realistisch? Denken over andere culturen helpt. Altijd weer, de andere kant.

Drie vrouwen. Drie generaties. Drie nationaliteiten. Veel meer talen.

Een denkoefening. Aan de deur hangt een inhoudstafel voor een theorie van de toolbox. Die toolbox, dat zijn zij, niets meer. Daarin zit ook alles wat ze lezen, zien, vertellen. Alles in de hoofden, op de hard drives, in de computers en de boeken van De Ambulanten wordt deel van de theorie van de toolbox. Dus maakten ze die hoofdstukken om te helpen achterhalen hoe die verhalen verbinden, hoe ze werken. Dit is geen theorie om zich in te verliezen. Eerder een theorie die zichzelf verliest; met open hoofdstukken die zich blijven overschrijven; in een open structuur die zich vormt en hervormt door ze te gebruiken. Een theorie van het verdwijnen, een theorie die zelf verdwijnt. Een Ambulantentheorie.

Een theorie die werkt en doet werken. Maar niet zonder aandacht voor alle dingen die niet werken, voor al die dingen die in het eindresultaat geen plaats krijgen. Hoe documenteer je dat? Dat leren uit de fouten: dat is ook belangrijk. Dat hoort er ook bij. Plaats maken voor wat geen plaats krijgt.

De inhoudstafel eindigt met het einde. Maar was dat niet net het begin van De Ambulanten? Dat was toch altijd al het doel van De Ambulanten? Het eind dus, in de betekenis van een doel. Het einde, waar De Ambulanten verdwijnen en loslaten, als het begin waar mensen hun eigen verhalen en ideeën doorgeven. Misschien moeten ze dat einde doorheen al die hoofdstukken weven, als een rode draad doorheen hun werk.

Daar zit de grote droom van De Ambulanten: in de dialoog. Een dialoog, meer bepaald, tussen zorg en cultuur. Met een budget om dit soort projecten mogelijk te maken. Want het is niet omdat De Ambulanten starten met eigen tijd en geld om te investeren dat andere kunstenaars dat ook doen. Ze doen het omdat ze het kunnen doen terwijl dat voor veel andere kunstenaars gewoon onmogelijk is. Kunstenaars zijn geen vrijwilligers.

Tijdens hun Kortrijkse residentie werken De Ambulanten ook in een plaatselijk woonzorgcentrum. Een ander huis dan Sint-Monika in de Marollen. In een andere stad. In een andere cultuur. Bij de Zuid-West-Vlaamse mensen. Die variaties, daar zoeken ze naar. Daar leven ze van. Ze werken er met en voor de bewoners, maar ook – altijd – voor zichzelf. Werken aan wat ze later zelf nodig zullen hebben. Een oefening van en voor het zelf waarbij ze nadenken over grote thema’s van leven en dood. Wat wil je voor jezelf? Hoe zal je zelf omgaan met ziekte? En ook – altijd – hoe vertaal je die informatie artistiek? Hoe deel je dat?

Want kunst, voor De Ambulanten, is een taal om te delen. Dat gaat over de veranderingen die ook De Ambulanten veranderen. Daar begint het intergenerationele spel dat goed is voor de bewoners (het brengt wat buiten gebeurt naar binnen) en voor de andere generaties (van binnen naar buiten). Daar groeit de gemeenschap, een nieuwe gemeenschap, een andere gemeenschap.


[i] En de tijd doet haar werk in de Brusselse volkswijk. De Marollen is niet alleen de buurt van de dagelijkse vlooienmarkt, waar De Ambulanten graag materiaal vinden voor hun werk. Vele beoefenaars van de ambulante handel in de laat negentiende en vroeg twintigste eeuw – van de voddeman tot de potloodverkoper en de scharensliep, de ketellapper en de mandenmaker, verkopers van maatjes en carakollen – kwamen uit de Marollen.