chit-chat anouk de clercq

pieter van bogaert

pieter@amarona.be

Luisteren naar beelden, kijken naar geluid

In gesprek met Anouk De Clercq

in <H>art, 2008

‘Echo’, haar nieuwste productie, wordt een werk op maat van het Museum Dhondt-Dhaenens (MDD); als een spiegel bijna maar, zo belooft althans de titel, ook als een luisteroefening. Het wordt een werk in samenwerking met een museum, zoals deze kunstenares altijd al samenwerkte met anderen. De laatste jaren leidde dat tot zeer divers werk in ‘Pixelspleen’ (2007), een samenwerking rond twee pixels met softwarekunstenaar Jerry Galle, of in hereisthere.org, een internetproject in samenwerking met beeldend kunstenares Heidi Voet en geluidskunstenaar Anton Aeki. Die laatste werkt nu ook mee aan ‘Echo’. Plaats van afspraak voor dit interview is de vierde verdieping van de Beursschouwburg in Brussel. Daar is sinds enkele maanden het kantoor gevestigd van productiehuis Auguste Orts, een samenwerking van Anouk De Clercq met Herman Asselberghs, Manon de Boer en Sven Augustijnen.

Dat samenwerken is echt wel belangrijk voor jou, hé? Voor sommige projecten werk je (vanuit je filmopleiding in Sint-Lukas, Brussel?) als een regisseur op de set, voor andere (vanuit je muzikale vorming aan de Academie in Gent?) als een muzikant in een jamsessie en soms – zoals je werk voor het theater met Blindman en binnenkort ook met Kris Verdonck – verdwijn je gewoon in de productie. Past Auguste Orts in diezelfde logica?

Ja, die synergie is wat ons drijft. We werken alle vier vanuit het medium video. Ook al evolueert dat (niet alleen bij mij trouwens) naar andere media. We delen daarnaast ook dat artistieke proces. Als Manon bijvoorbeeld ‘ Presto, Perfect Sound ‘ maakt, werkt ze intens samen met violist George Van Dam. Daarin kunnen we elkaar goed vinden.

Maar in wezen is Auguste Orts een heel praktisch iets. Het vertrekt van de vaststelling dat het grootste deel van onze tijd als kunstenaars opgaat in de omkadering van ons werk. Door al die tijd samen te brengen in een kantoor met een vijfde persoon als coördinator, Marie Logie, winnen we veel. We overleggen over presentatie en verkoop van het werk. We hebben inhoudelijk overleg over de vormgeving ervan. We delen goede en slechte ervaringen over curators en manifestaties. Dat is bijzonder stimulerend. Het woord generositeit is hier zeker niet misplaatst. Het gaat over het delen van heel veel dingen. De start was dan wel zuiver praktisch, maar de artistieke impact van de organisatie op ons, individuele kunstenaars, is niet te onderschatten. We werken nu ook als curators en halen werk dat we belangrijk vinden naar de Beursschouwburg.

Ja, uitstekend initiatief. De eerste avond – met werk van jou, maar ook van John Cage, Nam June Paik of On Kawara – was zeer geslaagd.

Ja hé? Het was zeer hybride, tussen een screening, een installatie en een performance in. Het was een perfect samengaan van die drie in wezen heel verschillende manieren van presenteren. Het is heel belangrijk dat er opnieuw nagedacht wordt over de presentatie van kunsten uit verschillende media. Mediakunst integreren in een ruimer programma is blijkbaar nog altijd heel moeilijk. De werken voeden elkaar op zo een avond. Ik was ook heel blij met de interventie van Pieter De Buysser op mijn eigen werk ‘Pixelspleen’. Dat was echt fantastisch. ‘Pixelspleen’ is een bewust leeg werk en Pieter had nogal wat reserves om er zijn eigen ‘individuutje’ op los te laten.

‘Pixelspleen’ is nochtans een werk dat zich prima leent voor zo een onverwachte invulling. Het is ongetwijfeld je meest minimalistische werk tot nu. Een heel contrast met de beelden die je nu voor MDD gemaakt hebt op een computer in LA. Wat een evolutie! Van de pixels uit je laptop naar het hoog gedefinieerde digitale beeld van Hollywood. Van een beeld dat in elke ruimte past, er eigenlijk helemaal los van staat, naar dat massieve werk op maat ervan. Hoe ben je eigenlijk in die hoogtechnologische studio terechtgekomen?

Via een toevallige ontmoeting met Tom Kluyskens , iemand waar ik een bijzondere fascinatie voor landschappen mee deel. Hij bleek te werken op de animatieafdeling van Sony Pictures Entertainment – een gigantische machine waarin iedere persoon slechts een schakeltje is in een groter geheel. Het leek me een aantrekkelijk idee om die apparatuur, die anders enkel wordt ingezet voor superproducties à la ‘Ice Age’, te gebruiken voor de kleine verschuivingen en nuances in mijn beeld. Voor Tom was het de eerste keer dat hij op zo een manier kon denken, dat hij echt het geheel van het beeld kon beheersen. Voor mij was het een zeer grote luxe om op zo een hoge resolutie te werken, wat het beeld niet alleen fijner maakt, maar het productieproces ook enorm versnelt. Als ik zoiets op mijn computer thuis moet doen, ben ik dagen bezig voor een resultaat met een veel lagere kwaliteit.

Hoe werk je eigenlijk? Vertrek je van foto’s van de ruimte?

Ik maakte eerst een schets in 3D van MDD, thuis op mijn computer. Daarna maakte ik enkele kleine schetsen op papier.

En dan maak je simulaties van bewegingen in die ruimte?

Ja. Daarvoor neem ik een pak boeken en beelden mee als inspiratie. Ik had vooral veel reproducties van door de wolken priemende lichtbundels, waarbij je het licht bijna kan voelen; beelden van Vermeer, foto’s van Japanse architectuur… Daarmee maak ik Tom duidelijk wat ik wil en waarom. Zo krijgt alles wat je ziet een reden. Dat ene beeld bestaat uit ontzettend veel lagen, van steeds ander licht. Al die parameters, daar kan je dan mee schuiven. Die documentatie vormt eigenlijk de effectenbank waar we van vertrekken. Het is mijn alternatief voor de standaardparameters in 3D-animatie, die zorgen voor die gepolijste benadering van de werkelijkheid. Ik hou van de spanning tussen 2D en 3D. Van de spanning tussen werkelijkheid en iets onwerkelijk.

Werken tussen 2D en 3D is vooral een kwestie van ‘downscalen’?

Ja, en in zwartwit werken helpt. Op die manier gaan figuur en achtergrond in elkaar op. Het verschil tussen het object en de omgeving verdwijnt.

Zwartwit maakt de dingen abstracter?

Het plaatst je automatisch buiten de werkelijkheid. Het verwijdert de anekdotiek. Mijn video’s kunnen zich om het even waar situeren.

Behalve dan je nieuwe werk, ‘Echo’. Naast het beeld op maat van MDD besteed je ook veel aandacht aan de specifieke klank van de ruimte. Vertel daar eens wat over?

Ik ben begonnen met een bezoek met een akoestisch ingenieur aan het museum. Dat was een volledig nieuwe manier om die ruimte, die ik eigenlijk wel vrij goed ken, te ervaren. Er wordt zo weinig geluisterd in een museum. Die man kéék niet, maar voelde aan de muren, klapte in zijn handen, haalde wat meetapparaten erbij. Hij had het over de materialen waarmee de ruimte was opgebouwd en hoe de ene of de andere klank zich zou verhouden tot de ene of de andere plek in de ruimte. Dat bezoek was bepalend voor de manier waarop ik het werk daar ga maken en laten klinken. Luisteren vraagt een ander soort aandacht dan kijken.

Is de klankband van Anton Aeki ook een samenwerking met die ingenieur?

Nee, wel met Johan Vandermaelen, die geluidsmateriaal verhuurt, maar zelf ook muziekgeschiedenis heeft gestudeerd en op verzoek van de klant, ik dus, wel eens wat dieper wil gaan dan het louter verhuren. Vanaf het begin – we zijn nu toch al een aantal maanden bezig – werken en denken we samen na over de beste manier om bepaalde klanken te brengen in de ruimte. We gaan de finale mix van de klanken helemaal op het einde ter plaatse afwerken.

Anton Aeki vertrekt als muzikant niet van de ruimte – dat doen Johan en ik vanuit de akoestiek – maar wel van het beeld dat ik ervan maakte. Zijn manier van werken doet heel hard denken aan de minimalistische muziek van een Terry Riley. Hij vertrekt van één toon die zich als een draad doorheen het werk ontwikkelt en waarrond zich andere klanken draaien. Dat maakt van het geluid een echte stroom die de ruimte vult. Het moet niet luid zijn, maar tactiel. Hoe leeg de ruimte er ook zal uitzien, het moet lijken alsof de lucht een ander samenstelling heeft. Ik denk dat we onze zintuigen niet correct gebruiken en dat we eigenlijk veel meer kunnen doen. Dat men effectief kan luisteren naar een beeld en kan kijken naar een klank, daar ben ik echt van overtuigd.

Het past allemaal in een evolutie in mijn werk. Ik ben zoals zovele videokunstenaars begonnen in die typische black box opstelling. Men draaide het licht uit, zodat de ruimte verdween en men helemaal opging in het geprojecteerde beeld. Hoe langer hoe meer is die ruimte rondom dat beeld in mijn werk aan belang gaan winnen. Zo wordt het meer een ervaring, eerder dan een video met een begin en een einde. Vandaag is mijn werk een constant getrek tussen de ruimte rond en de ruimte in het beeld. Heel agressief eigenlijk; hoe rustig en contemplatief het resultaat er ook mag uitzien, het zoeken dat er aan voorafgaat is echt een gevecht.

En dat zoeken heeft veel met ruimte te maken.

Absoluut. Tijdens mijn recente verblijf in LA ging mijn aandacht vooral naar de architectuur. Het huis van Charles en Ray Eames, gebouwen van Frank Gehry, Frank Lloyd Wright… Die façade van het Eames House, dat was pure muziek. Zuiver ritme. Ik hoor dat echt. Voor mij is dat een partituur. Die ervaring speelt door in een ander werk dat ik in april voorstel in München. Het is een opdracht voor Osram, die zeven led-pilaren hebben opgesteld op het terrein voor hun hoofdkantoor. Twee keer per jaar vragen ze een videokunstenaar om daar een werk voor te maken. De pilaren staan op een stuk grond tussen de snelweg en het gebouw van Osram, een gebouw met een eveneens intrigerende façade; één grote muur van rechthoekige ramen waarachter voortdurend licht aan en uit gaat. Ook die beweging lees ik als een partituur. ‘Motion for Newton’ is de titel en het resultaat is een perpetuum mobile, een continue beweging van lijnen en vlakken. En ook daar weer dat spel tussen 2D en 3D waarin vlakken soms een diepte krijgen. Het is een werk zonder klank, waarin de muziek enkel en alleen voortkomt uit de vorm.

Opnieuw een reflectie van het gebouw in het beeld dus.

Ja, alsof de façade zelf begint te bewegen in de reflectie van de pilaren.

Het doet heel hard denken aan die stille, maar toch zeer muzikale geometrische films van Duitse filmmakers als Hans Richter of Walter Ruttmann uit de jaren twintig en dertig.

Absoluut. Dat zijn mijn meesters: Hans Richter, Oskar Fischinger, Len Lye… Ik heb een onwaarschijnlijke bewondering voor die mensen. En als je dat kan aflezen uit mijn werk, dan ben ik daar zeer blij mee.

‘Echo’. Van 20 april tot 8 juni in Museum Dhondt-Dhaenens, Deurle. www.museumdd.be

‘Motion for Newton’. Van 24 april tot 9 november. Osram, München. www.osram.de

Meer over Anouk De Clercq op www.portapak.be of www.augusteorts.be .