Chit-chat Felix Hess

pieter van bogaert

pieter@amarona.be

De natuur haar werk laten doen

In gesprek met Felix Hess

in <H>art, 2009

Tijdens het Filmfestival van Gent presenteert Vooruit ‘Almost Cinema’ – een tentoonstelling met raakvlakken aan de zevende kunst. De plaats van de toeschouwer, de ruimte, het geluid en de beweging spelen (net als in de cinema) een grote rol in de verschillende installaties. We zouden het voor het gemak mediakunst kunnen noemen. Maar dan wel mediakunst in de ruimste zin van het woord. Hoe ruim, dat ondervond ik tijdens een bezoek aan Felix Hess in Groningen. Hij toont in Gent ‘It’s in the Air’, een adembenemende installatie van driehonderd vlaggetjes die bewegen op het ritme van de lucht.

Felix Hess is doctor in de wis- en natuurkunde. Onderzoek naar de beweging van de boemerang, voerde hem in 1975 naar Australië. Door het luisteren naar kikkerconcerten, eerst achterin zijn eigen tuin in Adelaide en daarna steeds dieper de stilte van het achterland in, kwam hij in de kunst terecht, ondanks zichzelf. De Australische kikkerconcerten inspireerden Hess, begin jaren tachtig, tot het maken van ‘geluidsbeestjes’. Tijdens mijn bezoek in Groningen staan ze verspreid door het huis. Net als de kikkers roepen ze niet alleen, maar luisteren ze ook naar elkaar. Ze antwoorden op vertrouwde geluiden en vallen stil bij het minste vreemde geluid. Ze zijn niet alleen schuw, maar ook heel fragiel. Dat laatste geldt ook voor de ‘krakers’ op de vensterbank – een microfoon, gemaakt van een piëzoplaatje, geklemd tussen een stukje hout en een steen, die reageert op veranderingen in de luchtdruk; ze liggen er al jaren en Hess noemt ze zijn huisdieren – en voor het ‘vaantje’ op het televisietoestel.

De vaantjes die Hess meebrengt naar Gent zijn gemaakt van een flinterdun stukje Japans papier, opgehangen aan een stukje balsahout dat met een stukje lood als tegengewicht steunt op een naald. Die naald draait in een glazen kommetje, gemaakt van een gebroken fietslampje, gemonteerd op een zilveren staafje op de grond. Één vaantje is niet hoger dan vijftien centimeter. Driehonderd van die vaantjes samen zorgen voor een ballet met bewegingen, veroorzaakt door een deur die opengaat, een zonnestraal die binnenvalt en natuurlijk van de bezoekers die de ruimte in en uit lopen. Die vaantjes zijn het zuiverste, minst technologische en meest interactieve kunstwerk dat Hess ooit realiseerde. Het is van een eenvoud die stil maakt.

Felix Hess: Die vaantjes hebben alles te maken met bewegingen van de lucht. Dat is iets heel nederigs. Je mag hier niet te veel achter zoeken. Alles is zichtbaar. Dat is een gevolg van mijn wetenschappelijke opleiding, van een wetenschappelijke manier van denken. Ik vertrek van een hypothese en probeer de technologie zo simpel mogelijk te houden.

Ik ben erg blij dat het me gelukt is om van die elektronische geluidsbeestjes uit te komen bij die vaantjes, waarin geen enkele technologie verborgen zit. We leven in een samenleving omringd door technologie. We zijn er zo aan gewoon, zonder te begrijpen wat het is. Zo krijgen mensen vaak het idee dat ze worden gemanipuleerd, wat vaak ook het geval is. Dus gaan mensen zoeken naar verborgen technologie. Van de geluidsbeestjes dachten toeschouwers dat ze gestuurd werden door een afstandsbediening, of door een infrarood signaal. Maar het enige wat die dingen doen is luisteren en al dan niet reageren.

Hetzelfde met deze vaantjes. Een kind kan zien dat er geen elektronica in zit. Daar is gewoon geen plaats voor. En toch hoorde ik ooit een man aan een vrouw uitleggen dat het verborgen magnetische velden zijn die de vaantjes sturen. Maar het is gewoon de lucht die beweegt. Meer niet. Mensen hebben er echt moeite mee om te aanvaarden dat er niet ergens een computer staat die dit alles stuurt. Daar kan ik niet tegen op. Simpeler dan dit kan ik het echt niet maken.

Men moet er eigenlijk een gebruiksaanwijzing bijgeven, ook al is het zo simpel als dit.

Die uitleg is er meestal wel, ook al ga ik ervan uit dat mensen het niet echt hoeven te lezen. Ze hoeven hier niets voor te doen, enkel ontvankelijk zijn. Maar telkens weer blijkt dat een heleboel mensen dat niet zijn. Het is niet zozeer een kwestie van tijd investeren in het lezen van de uitleg, maar wel van tijd doorbrengen in de ervaring van het werk.

U ontwikkelde in de loop der jaren een heel eigen ritme. Zowel voor de toeschouwer als voor uzelf als kunstenaar. Uw productie is heel traag, u herwerkt veel dingen, doet dikwijls hetzelfde op verschillende manieren. Heeft het iets te maken met uw onafhankelijke positie als wetenschapper in de kunst?

Mijn overgang van wetenschap naar kunst leidde vooral tot een verschuiving in mijn aandacht naar de gevoeligheid van de dingen. De mensen moeten stil zijn om iets te ervaren. Maar ook de omgeving speelt een rol: verkeer, ventilatie,… Men stelde me wel eens voor om mijn werk wat ongevoeliger – en dus minder delicaat – te maken, maar dan verdwijnt de clou: de dingen worden dom.

Hess vertelt over de jaren negentig, toen hij regelmatig werd uitgenodigd naar Japan. Over de zorgvuldige manier waarop Japanners met de ruimte omspringen en met de mensen om zich heen. Over het individualisme van de Japanse kunst. Zijn woonkamer hangt vol tekeningen van Japanse zenmonniken, en ook het No-theater, het wat slaperige ritme dat je in een andere bewustzijnstoestand brengt, maakte een grote indruk op hem. Ik vertel hem hoe zijn werk me aan John Cage doet denken; Cage die ook zeer geïnteresseerd was in het Japanse zenboeddhisme.

Er is zeker een overeenkomst. Ik heb Cage wel eens ontmoet. Hij slaagde er als componist in de conditioneringen van de mensen te doorkruisen. Zijn werk met toevalsoperaties maakte het mogelijk voorbij te gaan aan de menselijke smaak. Dat geldt voor de componist zelf, maar ook voor de uitvoerende musici die niet kunnen terugvallen op hun gewoontes. Voor de luisteraar is het helemaal ongewoon. Je kan op die manier nooit bewust iets doen dat bij de mensen in de smaak zal vallen. Je kan zo ook geen meesterwerken maken. Dat wou ik ook bereiken als kunstenaar. Onafhankelijk zijn van smaak, zeker van mijn eigen smaak, die nogal beperkt is. De natuurlijke processen die ik gebruik in mijn werk zijn de tegenhanger van Cage’s toevalsoperaties. Het onvoorspelbare van die luchtstromingen, dat maakt nieuwsgierig.

Maar de grootste overeenkomst met Cage is natuurlijk de aandacht voor de toeschouwer en de omgeving in uw werk.

Precies. Mensen zijn zich enkel bewust van het uitgaande en letten te weinig op het inkomende. Ze horen geluid, maar zijn zich niet bewust van de rol van het luisteren daarin. Alles moet natuurlijk een uitgaande kant hebben, anders kan je het niet waarnemen. Maar ik concentreer me liever op het inkomende, op het gevoelige gedeelte. Het geluid van die apparaatjes is niet zo interessant. Het wordt pas interessant als je beseft dat ze luisteren. Bij die vaantjes is het belangrijkste dat ze gevoelig zijn voor inkomende impulsen. Ze maken ons bewust van onzichtbare, en dikwijls zelfs onvoelbare, bewegingen in de ruimte. Die vaantjes zijn eigenlijk het enige werk dat ik nog wil tonen. Die elektronica in het andere werk is zo aftands. Ik heb helemaal geen zin om nog nieuwe elektronica te maken.

Die vaantjes zijn als het ware de samenvatting van uw oeuvre. Alle elementen waarrond u werkte zitten erin: de lucht, de ruimte, het licht, de tijd,…

Dit is werk dat ik zelf onbeschaamd mooi kan vinden. Die schoonheid komt immers niet van mij, die komt gewoon van de lucht. Ik heb die dingen alleen zo gevoelig gemaakt, dat het zichtbaar wordt. Het heeft lang geduurd eer ik bij dit resultaat uitkwam. Ik zit al jarenlang te denken aan iets dat ik zou kunnen maken dat voorbij die vaantjes gaat, maar het lukt me niet. Ik kan niets bedenken, behalve dat ik niets doe. Ga gewoon de natuur in en kijk naar de beweging van het wateroppervlak van een vijver, of hoe muggen dansen. Wat kan je daar nog aan toevoegen?

Felix Hess. ‘Light as Air’, een boeiende monografie over zijn werk, verscheen bij Kehrer Verlag Heidelberg in 2001. ISBN 3-933257-65-4