pieter van bogaert
pieter@amarona.be
Voor, achter en op de schermen
Johan Grimonprez retrospectieve
in <H>art, 2011
Met een boek, een website, een WeTube-o-theek als archief – of als schetsboek, zo noemt hij het zelf – geeft Johan Grimonprez een genereuze blik op, voor en achter de schermen van zijn werk. Dat werk zit uiteraard ook in de tentoonstelling: de drie films ‘Kobarweng or Where is Your Helicopter?’ (1992), ‘dial H-I-S-T-O-R-Y’ (1997) en ‘Double Take’ (2009) en enkele installaties die hij tussen die films door realiseerde. Bovendien confronteert hij zijn eigen werk met dat van collega filmmakers: het Nederlandse duo Roy Villevoye en Jan Dietvorst en de Britse televisiemaker Adam Curtis.
Als ik hem ontmoet in zijn studio, enkele dagen voor de opening van de tentoonstelling, legt hij de laatste hand aan ‘… because superglue is forever’, een korte video als aanloop naar een nieuw werk over happy endings. Die zit ondertussen in een compilatie met andere korte video’s van de afgelopen twintig jaar. Hij werkt ook nog aan de website met materiaal dat hij wel en niet gebruikte in zijn video’s met bijhorende annotaties. Samen vormen die nota’s het eerste artikel van het boek dat net verscheen en nu – met de vele boeken die eerder verschenen – integraal wordt aangeboden online.
Johan Grimonprez: “Ik hou ervan om naast het filmen ook op andere manieren te werken. Daarom geef ik graag les. De dialoog met andere kunstenaars en met een publiek is even belangrijk als de films zelf. Het is een mogelijkheid om de dingen te laten groeien, ook als ze af zijn. Thematieken verhouden zich tot elkaar en evolueren. Dan wordt het schetsboek soms belangrijker dan het voltooide werk.”
Potlatch
Al dat materiaal maakt van deze tentoonstelling een potlatch. Het is – net als dat Papoeaans ritueel voor antropologen – deel van de gifteconomie. Wie ergens wordt uitgenodigd – Grimonprez in het Smak – brengt geschenken mee. En wie geschenken ontvangt – het Smak of de bezoekers van de tentoonstelling of de website – geeft iets terug. Het is een teken van respect en je geeft dan ook altijd best iets meer terug dan je ontvangt.
We herkennen het gebaar uit ‘Prends Garde! À jouer au fantôme on le devient’, de videotheken die Grimonprez met Herman Asselberghs samenstelde voor de presentaties van ‘dial H-I-S-T-O-R-Y’ in Centre Pompidou en tijdens DocumentaX. Ook toen toonde hij extra materiaal dat niet in de film zat en ook toen werd de bezoeker uitgenodigd zelf tapes mee te brengen en toe te voegen aan de videotheek. Dit was YouTube avant-la-lettre, een tactiele voorloper van de interactieve website zoals we die vandaag kennen.
Grimonprez: “In de persmededeling omschrijven we deze retrospectieve als een reusachtige iPad. Nieuwe generaties denken zo, ze leggen sneller verbanden, klikken sneller weg. Ze hebben een ander tijdsbesef. Dat gaat niet lineair, maar wel in verschillende richtingen. Vandaar onze titel (geleend van de koningin in ‘Alice in Wonderland’): ‘It’s a poor sort of memory that only works backwards’. Je bent eigenlijk verplicht om door deze tentoonstelling te zappen, in gelijk welke volgorde. Om alles te bekijken moet je een week in het museum kamperen. Die overdaad ontlast me van de taak de dingen te benoemen; het laat ruimte om dingen op een andere manier te benaderen. Of het zorgt voor misverstanden, die zowel vruchtbaar als poëtisch kunnen zijn, zoals in de westerse misinterpretatie van de potlatch als cargo cult.”
Er zit natuurlijk ook een strategie achter de potlatch. Je mag niet alles ineens geven. Zoals de Papoea’s in ‘Kobarweng’. Die vertellen ook nooit alles: ze houden systematisch iets achter voor de volgende antropoloog. De foto’s van Roy Villevoye en de films die hij maakt met Jan Dietvorst sluiten nauw aan bij die antropologie van de potlatch. Villevoye en Dietvorst reizen voortdurend heen en weer tussen Nederland en Irian Jaya, het westelijk en voormalig Nederlandse deel van Papoea-Nieuw-Guinea, waar Kobarweng begint.
Grimonprez: “Roy is zich zeer bewust van zijn economische positie en van het feit dat hij naar ginder gaat terwijl de Papoea’s zelden naar hier komen. Hij organiseert ook de omgekeerde beweging en haalde een blinde Papoea naar Nederland voor een oogoperatie. Die specifieke dialoog is deel van de uitwisseling. Het beeld vormt bij hem een ankerpunt om iets te vertellen over de/het andere. Hoe men ginder denkt over de economische en intrinsieke waarde van een beeld is helemaal anders dan hier. Wat echt telt is het sociaal contract erachter. Het ontluistert de mythe van de schaarsheid en is niet gebaseerd op hebzucht. Ik zal niet zeggen dat het beter is, maar het helpt wel om op een andere manier naar de dingen te kijken.”
Consensusrealiteit
Maar dreigt de druk van de ander niet om te slaan in een strategie van hebzucht als zelfbehoud? Dreigt het systeem zich op een bepaald moment niet te keren tegen zichzelf? De films van Adam Curtis voor de BBC lijken het omgekeerde te beweren van die van Villevoye en Dietvorst. In ‘The Century of the Self’ gaat het over Edward Bernays, de neef van Sigmund Freud, die de propaganda uit de politiek omvormt tot de kunst van de public relations in de consumptie. Hij was raadsman voor de Amerikaanse overheid die de staatsgreep in Honduras moest verkopen aan het publiek. Door Amerikaanse suffragettes in te zetten als reclame voor Lucky Strike zette hij de Amerikaanse vrouwen aan het roken. Het is de recuperatie van een vrijheidssymbool en van een tegenbeweging.
Grimonprez: “Met deze tentoonstelling wil ik vragen stellen bij de consensusrealiteit. Het gaat niet over beelden, maar over het in vraag stellen van de realiteit zelf. Adam Curtis ontleedt dat zeer scherp. In ‘The Power of Nightmares’ toont hij hoe Al Qaeda werd gecreëerd als een database voor de FBI. Het is eigenlijk heel straf hoe Curtis dat realiseert binnen de context van de BBC. De omroep geeft hem toegang tot een belangrijk bestand van beelden, maar laat hem ook toe om die vervolgens in vraag te stellen.”
De films van Curtis leunen qua esthetiek nauw aan bij die van Grimonprez. Het grote verschil is dat Curtis er consequent een commentaarstem over zet. Bij Grimonprez zit het commentaar in de beelden, in de muziek en in de montage.
Grimonprez: “Curtis klinkt inderdaad soms nogal autoritair. Hij zal bijvoorbeeld zelden eindigen met een vraag. Maar de manier waarop hij het heersende neoconservatieve beeld doorprikt is magistraal. Je moet voortdurend vragen stellen bij de retoriek. Dat geldt voor de soldaten in Irak en net zo goed voor de kijkers thuis. Zo ontstaat het besef dat de consensus over de realiteit niet klopt. Het is dat soort van dialoog die de autoritaire stem van de verteller doorprikt. Het steunt op een idee dat we iets delen dat ruimer is dan je eigen zelf en dat mee het realiteitsbesef vormt. In die zin sluit mijn werk en dat van Villevoye en Dietvorst wel degelijk aan bij dat van Adam Curtis. De vorm is natuurlijk wel anders. Curtis maakt hybride tv voor een grote omroep. Ik kauw met gemak drie jaar op een werk, terwijl Curtis elk jaar drie of vier programma’s maakt. We vroegen Adam trouwens om zijn films te tonen op het filmfestival in Gent, maar daar ging hij niet op in. Zijn werk hoort op tv en hij maakt het beschikbaar op het internet via vimeo en andere vlogsystemen. Dat is zijn bijdrage aan de potlatch.”
Ego
En dan is het aan de toeschouwer om zelf te handelen, om de eigen persoonlijkheid te laten spreken. En misschien is dat het moment om poëtisch te worden. De titel van de WeTube-o-theek is ontleend aan The Simpsons: ‘Maybe the Sky is Really Green, and We’re Just Coulourblind’. Idiosyncrasie ten top. Of wat te denken van Rumsfeld op het einde van ‘Double Take’ als hij het heeft over “known and unknown unknowns”?
Grimonprez: “Die uitspraak van Rumsfeld zit – ondanks de dubbele bodems – wel degelijk vol betekenis. Hij haalt het uit Thoreau’s ‘Walden’, filtert het en verwijst naar iets anders: de massavernietigingswapens in Irak. Dat we het niet altijd kunnen invullen, heeft te maken met de overdaad. Zoals bij die neef van Freud die in ‘The Century of the Self’ inspeelt op de noden van de mens. Daar gaat het over consumptiegedrag, maar ook daar zit veel waarheid in. Hij creëert verlangens op basis van verlangens die al bestaan. De courante notie van de psyche blijkt dan totaal achterhaald. Wat mensen waanbeelden noemen is dikwijls de opening naar een onderhuidse realiteit. Het zijn dingen die je niet kan begrijpen, maar die wel zorgen voor een kortsluiting. We hebben gewoon de werktuigen niet om dat te begrijpen.”
“Curtis heeft het regelmatig over dat soort newspeak van reclamemakers en politici die recht praten wat krom is. Dat soort retoriek kan je ook toepassen op beelden. Je kan beelden voor iets anders gebruiken dan waar ze eigenlijk voor staan. Op een bepaald moment moet je gewoon bepaalde paradigma’s verlaten. Zo kan het ego op veel ruimere manieren gedefinieerd worden. ‘Ik’ wordt bepaald door de ander. Zoals het dubbel in ‘Double Take’. In plaats van je dubbelganger te vermoorden, zoals de film herhaaldelijk suggereert, zou je er eigenlijk een dialoog mee moeten aangaan. Leren van je eigen angsten. Jezelf opzoeken in een relatie. Jezelf leren kennen in de ander. Films maken is je dubbel ontmoeten. Het is een dialoog. De mooiste passages in ‘Double Take’ zijn die waarin Hitchcock tegen zichzelf spreekt en zijn eigen falen duidt. Of het einde waarin Ron Burrage, de dubbelganger van Hitchcock, hand in hand met zijn vriend – zijn dubbelganger – het beeld uitstapt.”
Antimuseum?
De vraag is natuurlijk of je met al die dubbels van het museum, met deze potlatch als mimesis, niet dreigt te vervallen in een antimuseum? Grimonprez kiest voor zeer cinematografisch werk, dat misschien beter werkt in de bioscoop. Hij kiest voor de formule van het archief, dat zich eigenlijk meer leent voor het internet. En een werk als ‘Looking for Alfred’ (2005), een film als eindeloze lus dat perfect werkt als installatie in een museum, toont hij niet.
Grimonprez: “Het is inderdaad een bewuste keuze om niet te museaal te gaan. Het is boeiender om na te denken over kruisreferenties. Nadenken over het tentoonstellen zelf. Het antimuseum is deel van die dialoog. Ik wil de tentoonstelling gebruiken om dingen te confronteren en verder uit te diepen. ‘Looking for Alfred’ past daar niet in. Daar zou het teveel een herhaling worden van wat al te zien is in ‘Double Take’. Ik wil grenzen overschrijden, zonder daarom tegen het museum te willen ingaan. Dit gaat over erfgoed en daarom past het volgens mij binnen de opdracht van het museum. Het wordt gecontextualiseerd met wat er vandaag gebeurt en daarom past het binnen de hedendaagse kunst. Ik ben zeer blij dat het Smak zover wil meedenken om ook andere platformen te betrekken zoals het internet, de vlogs, het boek. Zo wordt een retrospectieve interessant: terugkijken op een moment waarop je beslissingen moet nemen voor de toekomst.”
Johan Grimonprez. ‘It’s a Poor Sort of Memory that Only Works Backwards: On Zapping, Close encounters and the Commercial Break’. Tot 29 januari 2012 in Smak, citadelpark, Gent. Di-zo, 10-18u. www.smak.be
Als deel van de potlatch toont Canvas ‘dial H-I-S-T-O-R-Y’ op maandag 31 oktober om 23u45. De dag voordien zit Johan Grimonprez in de Canvas Connection om 20u15.