chit-chat peter friedl

pieter van bogaert

pieter@amarona.be

Wat wel te zien is en wat niet

Een gesprek met Peter Friedl

in <H>art, 2008

‘Blow Job’, de tentoonstelling van Peter Friedl (°1960, Oostenrijk, leeft en werkt in Berlijn) in Antwerpen, is het resultaat van een jarenlang contact met Extra City-directeur Anselm Franke. De tentoonstelling leest als een compacte retrospectieve en dat heeft veel te maken met Franke’s plannen om – toen nog verbonden aan KunstWerke in Berlijn – mee te werken aan Friedl’s retrospectieve in Barcelona in 2006. Het opzet van de tentoonstelling is vrij theatraal. En ook dat is niet zo vreemd sinds Anselm Franke directeur is van Extra City. De titel zelf verwijst naar een project van Friedl dat liep tussen 2001 en 2003.

Friedl was deze zomer nog een opgemerkte gast tijdens de Documenta in Kassel. Ondanks hemzelf. Drie werken werden getoond die samen zijn hele carrière overspannen. De oudste waren een reeks tekeningen die de kunstenaar maakte tussen 1964 en 1968. Uit 2000 was een korte video , ‘Tiger oder Löwe’, geïnspireerd door twee kleine schilderijen van Delacroix in de collectie van de Hamburger Kunsthalle. Het recentste en meest besproken werk was ‘The Zoo Story’; de opgezette giraf die stierf in een Palestijnse zoo na een Israëlische raid.

De drie werken in de Documenta combineerden enkele thema’s die regelmatig terugkeren in Friedl’s werk. Samen vormen ze een soort mini-retrospectieve waarin het kind, het dier en de parabel centraal staan. Roger M. Buergel, de curator van de recentste Documenta die zeer vertrouwd is met zijn werk, het al jaren volgt, het verschillende keren toonde en er ook uitgebreid over publiceerde, wist natuurlijk wel wat hij deed en waarom hij precies deze werken wou. Ondanks de kunstenaar. Want zelf doet Friedl zulk een snelle classificatie van zijn werk af als een teleurstellende simplificatie. Terecht, overigens.

Friedl: “Een dergelijke lezing getuigt van niets anders dan van een verlangen naar een romantische toegang tot mijn werk. Niet dat ik het noodzakelijk wil ontkennen, maar ik ga het zeker niet bevestigen als een bewuste keuze. Ik gebruik die categorieën natuurlijk wel, de vraag is alleen waarom en in welke zin.

Wat eerst en vooral duidelijk moet worden is dat deze verwijzingen in mijn werk niet gaan over de kindertijd an sich, maar wel over representaties van de kindertijd; dat is een groot verschil. Het gaat over het subverteren van bepaalde representatiesystemen door er op een ongepaste wijze mee om te gaan. Het is een esthetische strategie. Als het volwassen niveau iets te complex wordt, is het beter om het naar een ander niveau te tillen. Naar dat van de dieren of de kinderen bijvoorbeeld. Of ik construeer er een narratief rond; wat je eventueel een parabel zou kunnen noemen. Het is een andere manier van kijken, die ik gebruik als antwoord op een zekere geautomatiseerde manier van kijken. Het is een manier van ensceneren in de hoop op een andere esthetische ervaring.”

Het grote woord is eruit: enscenering. Het theater, de scène is zeer belangrijk in dit werk. En daarin vindt hij zeker een gelijke in de theatrale manier waarop Anselm Franke tentoonstellingen ensceneert. Van zijn eerste tentoonstelling als directeur bij Extra City, ‘No Matter How Bright the Lights,…’, tot zijn meest recente presentatie, ‘Mimetisme’, toont hij zich meer als een regisseur dan als een curator die de bezoeker door zijn museum leidt als over de scène van het theater.

Friedl: “Mijn vroegere ervaringen in het theater leerden me bepaalde dingen over effect, over de manier waarop men artefacten kan gebruiken om iets te bereiken. Die giraf op de Documenta, daar moest je wel van houden. Reacties uit linkse hoek vonden het beeld te reducerend: het conflict tussen Israël en de Palestijnen is veel meer dan dit dierenleed. En dat is het zeker. Ik vond het zelf ook choquerend om vast te stellen hoe makkelijk het was dit beeld te begrijpen, of liever: om ervan te houden. Voor de veearts die deze giraf opzette – vrij amateuristisch, want hij is geen professioneel taxidermist – is dit een symbool. Voor de Palestijnen die het opgezette dier uitleenden voor de tentoonstelling, is het een propagandamiddel. Het beeld van deze giraf is veel complexer dan wat je ziet.

Mij was het erom te doen een ander beeld te tonen, een ander aspect van dit oververbeeld conflict. Maar al gauw groeide ook dit beeld uit tot een icoon – voor de Documenta dan – en werd weinig moeite gedaan verder te kijken naar al de beelden errond die niet te zien waren. Voor mij zit er een heel idee achter dat terugaat naar de wortels van het orientalisme. Een giraf die van het Midden-Oosten naar Europa getransporteerd wordt zoals ze in de 19 de eeuw naar de Europese dierentuinen kwamen.”

De titel, ‘Blow Job’, verwijst naar een internetproject van Friedl uit 2001. Het was een blog avant-la-lettre, waarin zeven personages in een dramatische setting werden gezet; die van Berlijn in de zomer van 2001. De website stond open voor toevallige en minder toevallige gebruikers, met slechts één restrictie: wat on line werd geplaatst, kon achteraf niet meer worden veranderd. Het komt er nu op aan de duizenden pagina’s die de website in haar tweejarig bestaan genereerde in een vorm te gieten. Dat is ook de uitdaging in deze tentoonstelling: het archief, hoe het te gebruiken en hoe het te kaderen.

Friedl: “De verschillende personages in dat internetproject zorgden voor een massa materiaal. Daar moest ik een structuur voor vinden, anders heb je niets meer dan wat graffiti op een wc-muur. Het is werk dat ik ook heb moeten doen voor eerdere boekprojecten. Het materiaal waar ik toen mee werkte waren monologen (vrij theatraal eigenlijk) die moesten gemonteerd worden om er iets dramatisch van te maken. Met dat idee ben ik bij Anselm Franke terecht gekomen, toen hij nog in Berlijn werkte en eigenlijk mee wou stappen in de retrospectieve van mijn werk dat toen georganiseerd werd door het MACBA in Barcelona.

Nu, enkele jaren later zitten we opnieuw samen – in Antwerpen deze keer – en beslisten we de selectie voor deze tentoonstelling te laten vertrekken van die gemeenschappelijke kennis van het ‘Blow Job’-materiaal . Dat eigenlijke materiaal blijft onzichtbaar voor de bezoeker en zal dat blijven tot het boek gepubliceerd wordt waar we op dit moment nog aan werken. Het materiaal dient enkel als leidend principe om te selecteren uit bestaand werk en om nieuw werk te produceren. Het is een esthetische strategie die vertrekt van het internetproject en via deze tentoonstelling zal leiden naar het boek en verder.”

Het klinkt vertrouwd in de oren. Bij de aanvang van dit gesprek toonde Friedl me zijn allernieuwste boek, ‘Playgrounds’. Het is een dik boek met foto’s die hij sinds 1995 maakte van speeltuinen in verschillende steden ter wereld. Ook voor dit project zijn de beelden die we niet zien even belangrijk als de beelden die we wel zien. Sommige beelden werden niet gemaakt omdat Friedl zijn camera niet bij zich had toen hij het speelplein ontdekte. Andere omdat mensen niet wilden dat hun foto werd genomen (opvallend veel beelden tonen overigens lege speeltuinen, op momenten – heel vroeg, of heel laat misschien – dat de kinderen elders waren). De verzameling beelden in dit boek reflecteren de weg die de kunstenaar aflegde, de omgeving waarin hij vertoefde en zijn persoonlijkheid als fotograaf.

Friedl: “ één van de archieven die ik verwerk in deze tentoonstelling is ‘Theory of Justice’. Het is een krimpend archief van krantenfoto’s die ik sinds 1992 op een zeg maar flanerende manier verzamel. Dit zijn beelden die zo dikwijls vermenigvuldigd werden, dat ze het origineel doen vergeten. De vraag die me hierbij interesseert is: wanneer gaat zo een beeld opnieuw functioneren als een beeld? Wat gebeurt er als de beelden zelf theorie willen worden? Bestaat er zoiets als “pictorial justice”? Ik heb me voor deze reeks laten inspireren door het blad ‘Documents’ dat in de late jaren twintig werd uitgegeven door Carl Einstein en Georges Bataille. De vraag die hen bezighield was wat het betekende een document te gebruiken. Wat het betekent om het uit een context te halen en in een andere te zetten. Voor mij is dit ook een reactie op de documentaire hype die de laatste tien jaar heerst in middens van beeldende kunst.

Bij die kindertekeningen (een ander ‘archief’ in deze tentoonstelling met tekeningen die Friedl maakte tussen 1964 en vandaag – pvb) is dan weer belangrijk dat ze niet gelezen worden op een ironische manier. Ik gebruik dat materiaal om na te denken over waarom het zo moeilijk is geworden om nog een beeld te maken terwijl er eigenlijk niets anders gedaan wordt in onze visuele cultuur. Kunstenaars als Matisse of Picasso hadden nog een gebalanceerde notie van de beelden waarmee ze werkten, dat blijkt uit de discussies die ze erover voerden. In die zin is ‘Blow Job’ een historisch project, dat wil afrekenen met een bepaalde geschiedenis van de kunst. Je zal het niet onmiddellijk zien in deze tentoonstelling, maar als je weet waar de inspiratie vandaan komt, zal je toch anders kijken naar bepaalde dingen. Soms is het beter om te zoeken naar iets dat meer of minder (anders) complex is. Dat is waar ik naartoe wil met mijn eigen, vrij amateuristische, tekeningen bijvoorbeeld.”

Het dragend element voor die presentatie is, zoals gezegd, het theater. In het midden van de tentoonstelling staat een tv-monitor met een video rond een enscenering van ‘ La Bohème ‘ in een Berlijnse ruimte die eigenlijk sterk aan die van Extra City doet denken. De monitor staat vlakbij de scène waar tijdens de opening een levende muilezel stond, als verwijzing naar de “ 40 acres and a mule” waarmee de vrijgelaten Amerikaanse slaven wandelen werden gestuurd als compensatie voor het aangedane leed. Wat verder op de muur een foto uit Dubrovnik, als rest van een Shakespeare project dat Friedl daar opzette onder stimulans van Catherine David. En daarnaast een reeks dia’s met IJslandse kinderen die een sneeuwman bouwen. Niet van sneeuw, maar van papier maché. En ook geen traditionele sneeuwman, maar wel één op basis van tekeningen van Friedl’s eigen zoon in Italië. Die tekende, voor de IJslandse kinderen die nog nooit een sneeuwman hadden gezien, vanuit zijn eigen beperkte sneeuwmanervaring er één met vier bollen.

Friedl: “de helft van de werken in deze tentoonstelling zijn zeer privaat en werden nooit eerder getoond. Het zijn dingen uit mijn persoonlijke collectie. Dingen die ik graag heb, maar nooit liet circuleren. Daarnaast is er ook werk dat al veel werd getoond, zoals ‘King Kong’, de muziekvideo met Daniel Johnston die ik maakte in Zuid-Afrika. Dat werk, vrij dominant door het geluid en het grote scherm, is een institutioneel verzoek. De meeste van deze werken zijn echter meestal onzichtbaar.”

Zeer persoonlijk werk met een hoge kwetsbaarheid dus, dat overeind blijft in een strenge opstelling. Twee grote wanden maken deze industriële ruimte tot een museum. De knipsels uit ‘Theory of Justice’ werden geherfotografeerd; in zwart wit wat ze een sérieux geeft, en met zichtbare schaduwen die ze een artistiek cachet geven. De tekeningen hangen volgens een strak chronologisch patroon (net als de foto’s van ‘Theory’) op een andere wand. Aan de ene achterkant staat de ‘institutionele’ video ‘King Kong’. De andere achterkant brengt een informele verzameling van dikwijls contextgebonden werk: een foto die verwijst naar een tentoonstelling in Bozar in 1998, of een andere gemaakt in Antwerpen tijdens een verblijf op uitnodiging van Extra City . Op die manier kan curator Anselm Franke toch nog de retrospectieve brengen die hij niet mee kon realiseren met het MACBA in 2006. En zo krijgt de Antwerpse Noordwijk toch nog zijn eigen museum. Voor even. Tot er weer iets anders komt dat nu nog niet te zien is.

Peter Friedl. ‘Blow Job’. Tot 27 juli in Extra City, Tulpstraat 79, Antwerpen. Woensdag t/m zondag, 14-19 uur (donderdag tot 20 uur)

www.extracity.org