christophe Coppens – Norma – nl

pieter van bogaert

pieter@amarona.be

ELK VERHAAL IS EEN REISVERHAAL
NORMA IN EEN DECOR VAN AUTO’S EN BETON


voor De Munt, 2021

(continuez en Français)

“Elk verhaal is een reisverhaal”, schrijft de Franse cultuurfilosoof en ‘historicus van de mystiek’ Michel de Certeau (1925-1986) in L’invention du quotidien (1980). Zo ook Norma, de opera van Bellini, die heen en weer beweegt tussen het keizerlijke Rome en een niet nader genoemde Gallische plaats. En opnieuw Norma, in de enscenering van Christophe Coppens, die de actie van de opera verplaatst van een kleine honderd jaar voor Christus naar vandaag. Meer dan een reis in de ruimte is deze Norma een reis in de tijd.

De ruimte ligt helemaal vast hier. Christophe Coppens giet zijn scène in beton. Het resultaat is een generische ruimte, een niet-plaats, die de plek waar je ook bent in deze wereld even herkenbaar als onherbergzaam maakt. Generische ruimtes zijn de plaatsen van transit, de onbewogen bewegers, waar reizigers zo weinig mogelijk tijd op een zo comfortabel mogelijke manier doorbrengen. De luchthaven, het baanrestaurant of het winkelcentrum zijn de typische generische plaatsen van onze tijd. Allemaal van beton.

Als belangrijkste attribuut kiest Christophe Coppens voor de auto, die nog amper dient om mee te rijden. De auto wordt hier zelf een plaats, een niet-plaats, een plaats van transit, een onbewogen beweger (of een vanzelf bewegende beweger: auto-mobiel): een capsule waarin passagiers zo weinig mogelijk tijd op een zo comfortabel mogelijke manier willen doorbrengen.

De auto speelt een belangrijke rol in de economische ontwikkeling van de moderne tijd. Zo belangrijk dat die economische activiteit genoemd wordt naar een legendarische autobouwer. Fordisme: dat staat voor de lopende band, de onbewogen beweger, waarmee Henry Ford de productie optimaliseerde in zijn fabriek, die niet-plaats waar arbeiders zo weinig mogelijk tijd op een zo comfortabel mogelijke manier willen doorbrengen. Daarmee legt Ford de basis voor de twintigste eeuw als de eeuw van ongebreidelde massaproductie en -consumptie.

Vandaag is de tijd van het postfordisme, waarbij die manuele arbeid in de fabriek zich verplaatst naar intellectuele arbeid van mensen en machi- nes in kantoren, alweer een niet-plaats waar bedienden zo weinig mogelijk tijd op een zo comfortabel mogelijk manier willen doorbrengen.

Terugkijkend door de lens van fordisme en postfordisme staat de auto voor alles wat faalt in de hedendaagse maatschappij. En zo mogen we dat ook begrijpen in deze Norma. De auto staat voor de overproductie en -consumptie die de overgang weergeeft van een agrarische naar een industriele maatschappij. Het is dat systeem van produceren en consumeren – niet alleen van auto’s, maar ondertussen ook van kleding, voeding, elektronica… – steunend op een ongeremde groei en een wereldwijde handel, die aan de basis liggen van de opwarming van de aarde. Het zorgt voor een onzekere situatie waarin mensen en bedrijven van de ene dag op de andere veranderen van plaats. Ook dat is een reisverhaal, over migraties van verliezers en winnaars van dat economisch systeem.

Die beweging van mensen en kapitaal – als gevolg van de globalisering – lokt reacties uit van links tot rechts. Ecologisten – voor wie de auto enkel vervuilt: hij leidt recht naar het einde van de wereld – en gele hesjes – voor wie de auto levensnoodzakelijk is: zij halen ermee het einde van de maand – vinden elkaar in een terugkeer naar het land, het lokale, de heimat. Net zoals in de tijd van de druïde die beide strekkingen – de ecologische en de identitaire – verenigt.

Ziedaar de ingrediënten waarmee Christophe Coppens de opera Norma van Bellini voor onze tijd interpreteert.

***

Nog altijd in L’invention du quotidien schrijft Michel de Certeau over het openbaar vervoer in Athene. Metaphorai heet dat daar. Wie in Athene de bus of de trein neemt, schrijft de Certeau, neemt een metafoor. Het openbaar vervoer, voor de Certeau, werkt als een verhalenmachine. Het opent een ruimte waarin elke gebruiker als verteller en luisteraar een eigen plaats inneemt. Heel anders is het met de private capsule van de auto die reizigers scheidt of de postfordistische capsule van de sociale mediagebruiker die eerder polariseert dan verbindt. De Certeau wijst op het potentieel van inclusieve verhalen die werken als een vorm van openbaar vervoer. En zo werkt de enscenering van die auto’s in deze Norma. Bekijk ze niet langer als private capsules, maar wel als openbaar vervoer, als metafoor: gedeelde ruimte, een uitnodiging tot de reis. Dit zijn deelauto’s, die zich op een multifunctionele manier laten in- zetten in een verhaal.

Als icoon van de voorbije eeuw staat de auto nog altijd voor versnelling. Gebeurtenissen volgen elkaar altijd sneller op en we bewegen aan een steeds hoger tempo van de ene naar de andere plaats. Die versnelling, dat is natuurlijk een accident waiting to happen. De collateral damage laat zich onmiddellijk aflezen in statistieken van verkeersdoden, maar evenzeer in de conflicten die ontstaan in de marge van de maatschappelijke versnelling. Dan spreken we opnieuw over de ongeremde groei in de ontginning van grondstoffen, in de productie en consumptie van goederen of in het verkeer van mensen en bedrijven. Snelheid leidt tot conflict. Conflicten leiden tot oorlog.

Christophe Coppens ontwerpt de scenografie voor deze Norma in de maanden voorafgaand aan de pandemie, toen er van Covid-19 nog geen sprake was. Maar in dat terugkerende beeld van de auto als relikwie van een afgelopen eeuw houdt hij wel rekening met dat accident waiting to happen en met die collateral damage. Eens de plannen voor zijn scenografie klaar, worden ze in een nieuw licht gesteld door een onbekend virus dat aan een ongeziene snelheid door de wereld raast. Hierdoor werd zijn visionaire beeld, dat de spanning weergeeft tussen de gesloten gemeenschap en de snel evoluerende wereld, nog relevanter. Als nooit tevoren verplaatsen we ons tijdens deze pandemie zonder te bewegen. De voorruit van de auto lijkt in de opeenvolgende lockdowns definitief plaats te ruimen voor de schermen waarmee thuiswerkers videobellend heen en weer bewegen in hun nieuwe verstilde wereld. De wereld plooit zich noodgedwongen terug op de eigenste huiskamer.

Noem het unheimlich, de manier waarop de wereld het huis overneemt. Unheimlich is ook het woord dat past bij deze scenografie. Alles zit vast in deze doos van beton die tegelijk het gevoel geeft dat alles rond die doos beweegt.

Deze enscenering lijkt er alles aan te doen om niet gerust te stellen. Alles wordt anders, en wel op een heimelijke manier. Het huis (heim) is overschreven door het beton. De wereld wordt een grijze doos. Het heeft iets herkenbaar, maar net niet: het blijft altijd vaag. Het geeft houvast, maar is tegelijk ook dreigend. Precies die net-niet-heid, die vaagheid, die onbepaaldheid maken het toegankelijk, herkenbaar, invulbaar en lichtjes ongemakkelijk. Over de huiselijke ruimte, waar de bewoner zichzelf kan zijn en naar kan terugkeren, zet zich de generische ruimte, de niet-plaats, altijd en overal hetzelfde. Een stille overname.

Dat vervagen van de verschillen, dat heeft allemaal met snelheid te maken. We bewegen zo snel dat we ons nog nauwelijks verplaatsen. Of liever – en dat werd pas echt duidelijk tijdens de recente lockdown – doordat we ons niet meer verplaatsen, bewegen we sneller dan ooit: van de ene ontmoeting naar de andere, van de ene plek naar de andere. Wat verdwijnt is de reis. Wat rest is de bestemming.
Door die versnelling kan het dat deze Norma, goed tweeduizend jaar na de feiten in het verhaal, bijna tweehonderd jaar na de première van de opera, zich afspeelt in een tijdspanne van vierentwintig uur. En zo kan het dat om dit verhaal te vertellen niet meer nodig is dan een doos van beton, een handvol opgebruikte auto’s en een verlangen: een vage herinnering aan ‘natuur’.

***

‘Natuur’ is de afwezige aanwezige in deze Norma: wat er niet is en zich toch overal laat voelen. Zelfs in de tijd van de druïden was ‘natuur’ al lang geen ‘natuur’ meer. “Natuur” was toen al wat moest wijken voor de cultuur van de steden en de agricultuur van het platteland. Het is een ongelijke strijd die er alles aan doet om ‘natuur’ te scheiden van het culturele leven. Het is daar dat ‘natuur’ toch binnendringt in deze enscenering: in de hoekjes en kantjes, in de scheurtjes van het beton. Onstopbaar. Unheimlich.
Unheimlich, dat is het vreemde in het vertrouwde. Het is van alle tijden, nog van vóór Freud er een naam aan gaf. Unheimlich, dat is de wind in je huis, het is het Romeinse legioen in de Gallische bossen, Trump op je beeldscherm, het virus in je lichaam. Het unheimliche, dat is het ongewone als verlangen (exotisch) en als dreiging (indringer).

Lange tijd dachten wij, modernen, dat we de ‘natuur’ hadden overwonnen. Lange tijd dachten wij, modernen, dat onze stads- en agricultuur erin slaagden de woekerende ‘natuur’ te bedwingen. Vandaag echter, met de nog te abstracte dreiging van de klimaatopwarming en de zeer concrete gevolgen van de pandemie die demonstreert wat de ontbossing, de industriële landbouw en de globale stroom van mensen en goederen veroorzaakt, wordt duidelijk hoe sterk ‘natuur’ en cultuur met elkaar verbonden zijn.

‘Natuur’ staat niet langer voor het ‘wilde’, het ‘ongerepte’: niets is nog ongerept, door geen levend wezen aangeraakt. Dat is de les van het virus. Alles staat in relatie tot iets anders. Dat is de les van de klimaatopwarming. Als de aarde aan de ene kant verschroeit en aan de andere verdrinkt, dan is het omdat er elders dingen de balans doen overslaan. Het is de les van de groeiende ongelijkheid in de globalisering.

Deze doos, dit reisverhaal, deze Norma, is een metafoor, een terugkeer naar de aarde waar al die krachten inwerken op elkaar.