Cremaster

pieter van bogaert

pieter@amarona.be

‘Cremaster’ – regressieve kunst van Matthew Barney

voor De Tijd, 2002

Elke zomer zijn ze er weer. De motorrijders met hun gladde lederen pakken, glanzende vehikels en ronkende motoren. Je ziet ze niet altijd – daarvoor zijn ze te snel of te ver – maar hoort ze wel, rondjes draaiend door het achterland. Dat is het geluid van ‘Cremaster 4′, de eerste uit een reeks van vijf films die de Amerikaanse kunstenaar Matthew Barney negen jaar geleden maakte. De laatste, ‘Cremaster 3′, werd enkele maanden geleden voltooid en is nu, samen met de andere delen van de cyclus te zien in het Keulse Museum Ludwig, omringd door objecten en foto’s uit de films.

Dat de films niet in numerieke volgorde werden afgewerkt, is eigen aan dit project met zijn vele ingangen. Deze films laten zich net zo goed in chronologische volgorde zien als in numerieke. Ze kunnen net zo goed in de zaal van begin tot einde bekeken worden, als in het museum, verknipt in fragmenten op het ritme van de individuele bezoeker. Elke film, scène, beeld en object is als een fractal, een deel dat telkens staat voor het geheel. Met elke nieuwe episode – na C4 (1994) volgden C1 (1995), C5 (1997), C2 (1999) en C3 (2002) – werden de ambities van de filmende kunstenaar wat groter. Dat laat zich aflezen aan de lengte (veertig minuten voor het oudste deel en net iets meer dan drie uur voor het meest recente) maar ook aan de middelen. Voor ‘Cremaster 3′ bouwde Barney de lobby van de Newyorkse Chryslerbuilding na om er zes klassieke Chryslerwagens in de prak te rijden. Pièce de résistance op deze tentoonstelling is de in vaseline nagebouwde toog uit hetzelfde gebouw met permanente koeling tegen het uitlopen.

Genitaal

Eerst het obligate stuk in elk artikel over ‘Cremaster’. De titel verwijst naar de autonoom functionerende cremasterspier die het omhoogtrekken van de teelballen regelt. Cremaster leidt ons binnen in het universum van de blanke, Amerikaanse heteroseksueel waarin alles draait rond macht en controle. Met uitzondering van deel 1, neemt Barney in elke film één of meerdere rollen voor zijn rekening. Atletische personages die op het punt staan uit hun lichaam te barsten, terwijl ze zichzelf trachten te vormen naar hun ideaal. In dit kluwen van echte en fictieve maar altijd mythische verwijzingen is Barney de enige die nog een overzicht heeft. Dat wordt meteen duidelijk vanaf C1. Het enige deel waarin Barney zelf niet meespeelt, werd opgenomen in het ‘Bronco Stadium’ van Boise, Barney’s geboorteplaats in Idaho, waar de kunstenaar ooit zijn eerste rugbypasjes zette. Met zijn volledig vrouwelijke cast zijn de knipogen naar Busby Berkeley en zijn Hollywoodmusicals uit de jaren dertig overvloedig. Ook Barney laat zijn meisjes opgaan in gave geometrische figuren. Zoals Busby Berkeley zijn meisjes gebruikte om er beelden mee te construeren, zo zal de Cremastercyclus zich verder ontwikkelen als een gigantisch beeldhouwwerk.

Dit is een reeks als een lichaam en de lichamen zijn hier als gebouwen, met prothesen van een fragiele schoonheid. Die prothesen zijn slechts enkele van de voorwerpen in de films en de bijhorende tentoonstelling. Andere objecten werden uitgevoerd in edele metalen, zoals het zilveren truweel uit C3 of het gechromeerde zadel uit C2. Soms zijn het ruwe materialen, zoals de betonnen piano uit C3. Soms zijn ze natuurlijk, zoals de bijenwas in C2, het glas, het ijs en de vaseline in bijna alle Cremasters, de zoutkristallen in C2 of de modder en de marmer in C3. Soms met veel aandacht voor details, zoals bij het textiel van kleren en vlaggen. Soms zijn het collectoritems, zoals de digitale beeldplaten van de eerste Cremasters en de dvd-edities van de recentste delen verpakt in polyester (C1), zadelleder, zilver en bijenwas (C2), staal, marmer en zilver (C3), plastic en satijn (C4) of velours met zilver (C5).

Barney’s nieuwste muze in het recentste deel (C3) is de vierentwintigjarige Paralympics atlete Aimee Mullins. Toen ze één jaar was, werden haar beide benen geamputeerd tot aan de knieën. Ondertussen siert ze menige cover van sport-, lifestyle- en modetijdschriften als atlete of als model voor ondermeer de Londense modeontwerper Alexander McQueen. Van Matthew Barney kreeg ze prachtige prothesen in glas. Ook in andere Cremasters is het lichaam niet alleen afgetraind, maar verbeterd. Soms werden er horentjes aan toegevoegd, soms zijn het pruiken of bijgewerkte heupen en schouders en soms geësthetiseerde geslachtsorganen.

Anaal

Nochtans staat – hoe de van testosteron en siliconen vervulde spieren in deze cyclus ook mogen rollen – niet de fallus of de testes centraal, maar wel de anus. De anus als in- en uitgang, als tunnel, als verbinding en als perfecte cirkel – open en gesloten tegelijkertijd. Het anale – zo leerde Freud – staat voor de volledige controle over het afgewerkte product. Cremaster gaat over het anale karakter van de koppige perfectionist. Overal in de films en in de tentoonstelling zitten verwijzingen naar de sluitspier, de tunnel, de schacht, de andere kant. Één keer krijgen we het echte authentieke anusproduct te zien, en wel helemaal op het einde van de ‘straat’ waarrond deze tentoonstelling is opgebouwd. Daar wordt een kamertje ondergepoept door de Jacobijnse duiven uit C5. De duivenpoep valt des te meer op, omdat verder alles hier tot in de puntjes proper en af is; hypergecontroleerd en bijna klinisch gebracht, als in een laboratorium.

Zo creëert de Cremastercyclus zijn eigen mythe. Alles in en rond dit werk werd en wordt zorgvuldig georchestreerd. Een Cremasterfilm haal je niet uit de videotheek. Net zo min zie je hem in de reguliere bioscoop of zelfs (zeker?) niet in het ‘art & essai’ theater. Dit werk is voorbehouden aan exclusieve festivals en musea en galeries. Daardoor is Barney bij leven al een mythe, veelbesproken en weinig gezien. Zoals bij Hollywoodlegendes en popsterren kan je nu al gaan kijken naar kostuums en objecten die hij in zijn films gebruikte. Meer nog, je bevindt je in het decor terwijl je naar de films kijkt.

Sommige decors zijn natuurlijk te groot voor het museum. Barney gebruikt landschappen als gebouwen (het eiland Man, de zoutvlaktes in Utah), gebouwen als landschappen (het Guggenheimmuseum, de Chryslerbuilding of het Boise Stadium) en – niet te vergeten – personages als monumenten. Gary Gilmore, wiens verhaal Barney gebruikt voor C2, stierf in 1976 op de elektrische stoel na de moord op twee Mormoonse handelaren. Hij deed de discussie over de doodstraf opnieuw oplaaien en inspireerde verschillende punkgroepen in die tijd. Norman Mailer, die het verhaal van de ter dood veroordeelde bracht in ‘The Executioner’s Song’ speelt de rol van Gilmore’s vermeende grootvader, de ontsnappingskunstenaar Harry Houdini. Naast Aimee Mullins in C3 staat de Amerikaanse beeldhouwer Richard Serra in de rol van Hiram Abiff, architect van de Egyptische koning Salomon en tot vandaag een belangrijk figuur in de vrijmetselarij.

Oraal

Aan de Cremastercyclus denkt men niet terug in verhaallijnen maar in beelden. Dit werk behoort niet tot de geschiedenis van de narratieve film, maar tot die van de kunstenaarsfilm. Cremaster verwijst naar het surrealisme van Bunuel en Salvador Dali, van Cocteau, Man Ray en Duchamp. De motoren in C4 doen denken aan ‘Impatience’, de film van de Belgische cineast Charles Dekeukelaire die in 1928 het berijden van de motor toont als een erotische ervaring. Zoals het moment in C2 waarop Gary Gilmore zich optrekt aan het stuur van zijn Mustang, doet denken aan ‘Crash’, David Cronenberg’s verfilming van J.G. Ballard’s boek. Ook de sprekende aars uit Cronenberg’s Burroughs-verfilming ‘Naked Lunch’ is nooit ver weg, net zo min als het surreële universum van Peter Greenaway of David Lynch.

De Cremastercyclus geeft een nieuw einde (of een nieuwe ingang) aan de geschiedenis van de kunstfilm. Als in C3 einde, begin en midden van de hele cyclus samenkomen verplaatst de actie zich niet toevallig naar de rotonde van het Guggenheimmuseum, de tempel van de hedendaagse kunst in New York. Elk van de vijf niveaus van het spiraalvormige museum staat voor een ‘orde’, een deel uit de cyclus. Busby Berkeley-meisjes verwijzen naar C1, de Newyorkse hardcore bands ‘Agnostic Front’ en ‘Murphy’s Law’ naar C2, het uitgebouwde lichaam van Aimee Mullins staat voor C3, een plastic ram voor C4 en Richard Serra voor C5.

‘De ultieme uitvoering van de volkomen cirkel is je kop in je reet steken’, vertelde Barney in 1995 tijdens een privé-bijeenkomst waar hij één van zijn favoriete filmscènes toonde. In ‘Society’, een film van Brian Yuza uit 1989, laat iemand zijn vuist in een anus verdwijnen en trekt langs daar het hoofd van zijn tegenspeler naar buiten. Dat is eigenlijk wat we acht jaar later zien gebeuren in C3. Wanneer Barney op de stoel van de tandarts zit, komt zijn darm uit zijn aars tevoorschijn en vallen zijn tanden langs daar naar buiten. Wat is een tandenloze mond anders dan een verplaatste aars? Hier wordt het anale opnieuw oraal en toont de Cremastercyclus zich als een regressief systeem. Het begin van de perfecte cirkel is ook altijd het einde. De structuur van de Cremastercyclus is open en gesloten tegelijkertijd. Hermetisch en onbeschreven. Vol in- en uitgangen. Binnenkort krijgt die cirkel een nieuw einde als Barney’s eerste kindje geboren wordt. Zijn eigen ijskoningin Björk verwacht het tegen september.

Matthew Barney: The Cremaster Cycle. Tot 1 september in Museum Ludwig, Keulen. Van 10 oktober tot 5 januari 2003 in Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris. Van 13 februari tot 11 juni 2003 in Solomon R. Guggenheim Museum, New York.