Denicolai & Provoost

pieter van bogaert

pieter@amarona.be

Rondjes draaien
Denicolai & Provoost in SMAK

voor HART, 2021

Met Hello, are we in the show? (comment voir la même autre chose) presenteert SMAK twintig jaar werk van het Brusselse duo Simona Denicolai & Ivo Provoost. Wandelend doorheen deze tentoonstelling in grofweg twee delen ontstaat een beeld. Lichtjes unheimlich lijkt het alsof hier geen kunstenaars aan het werk zijn, maar wel een omgeving.

Er hangt een zeker ecologisch bewustzijn over deze tentoonstelling. Ecologie, dat gaat over de omgeving, dat gaat over aandacht voor de en het andere. Joseph Beuys kan hier dienen als voorbeeld: de manier waarop ecologisch denken in zijn werk leidt naar een sociale sculptuur. Bij Denicolai & Provoost wordt dat een sculpturale actie. Voor Beuys was iedereen een kunstenaar die kan bijdragen tot zijn werk. Denicolai & Provoost gaan enkele decennia later een stap verder: bij hen is niemand nog kunstenaar en kan – net daarom – iedereen bijdragen tot hun werk. Hun kunst is er een van kijken, schikken en herschikken.

Terugkeren, rondjes draaien: het circulaire is een belangrijk motief hier. Deze tentoonstelling begint na het einde. Het begint met een afscheid. Dat is een cirkel die sluit. Achter de Smakbalie hangt een snelle handtekening met daaronder de woorden “Kisses, the Government” – als een uitvergrote afsluiter van een ontbrekende brief. Bovenaan de trap naar de eerste verdieping is er alweer een nieuw begin, een nieuwe poging, en wel met opnieuw een einde. Achter een duister muurtje zit een lange horizontale gleuf met zicht op de laatste zaal met het nieuwste werk. De gleuf – het doet denken aan een vogelobservatiepost – toont echter niet het werk zelf, een nieuwe video, maar wel de achterkant van het scherm en de technische toestellen die de projectie van het werk mogelijk maken. Zo gaat dat na het einde, als de regering is vertrokken, de tentoonstelling is geïnstalleerd: er moet niets meer gemaakt worden, enkel nog geschikt en herschikt.

Het circulaire karakter wordt pas echt duidelijk door de pijlen op de grond die leiden rond dat mysterieuze muurtje. Covid oblige. Nog niet zo lang geleden waren deze pijlen, van de supermarkt tot het museum, zeer speciaal. Intussen zijn ze eerder banaal. Dit is wat we doen sinds covid: afstand houden en rondjes draaien rond de ander. De pijlen leiden naar die gluurgleuf in de muur en onmiddellijk weer terug naar de hal. Ik weet niet goed wat ik zie (of moet zien), dus lees ik wat zaaltekst, ik lees opnieuw de titel(s) van de tentoonstelling en dubbelcheck nog eens hetzelfde rondje. Terug in dat halletje ga ik opnieuw kijken. Ik schik en herschik de beschikbare informatie. Ik ga anders kijken. Naast de tekst vind ik nog een A4-tje – onopvallend en zonder uitleg – met daarop een tekening van een politieboot die rondjes draait in de haven. Op de achterkant van dezelfde A4: een foto van cirkelvormige condenssporen boven de stad. Rondjes draaien. Altijd opnieuw. De toon is gezet.

Hetzelfde andere ding

En voor je het weet zit je midden in de show en kijk je naar la même autre chose. Een nieuw begin. Een echt begin. Het eerste werk in de tentoonstelling is Earthworm since 2001 (2001), een tekening van een aardworm op de muur. Het is het oudste werk hier en kan dienen als logo én als programma voor het werk dat volgt. Een pijltje (toen al, in 2001: die pijltjes) voor de mond van de worm wijst naar de toekomst, een pijltje naar de worm zelf wijst op het heden en een pijltje naar wat de worm afscheidt is het verleden. Dat is wat Denicolai & Provoost doen. Ze eten, ze verteren en wat eruit komt als kunst is: la même autre chose.

Hoe dat werkt? Eyeliner (Gent) (2020) verzamelt als een tentoonstelling in een tentoonstelling objecten die Gentenaars exposeren voor hun straatramen. Denicolai & Provoost maken er een kleine catalogus bij met een bio van de eigenaars en uitleg waar de objecten vandaan komen en waar u ze opnieuw kan bekijken na de tentoonstelling in het Smak. Verleden-heden-toekomst: van de straat naar het museum en terug naar de straat.

Eyeliner is een uitgesproken circulair project. Eerdere versies waren te zien in Den Haag en Brussel. Een nieuwe versie is al gepland voor Bergen (in Noorwegen). Elke keer ontstaat zo een portret van een stad. In Den Haag leverde dat een collectie modelboten op, in Brussel een beeld van een koloniaal verleden. In Gent ontstaat een kunstzinnige kijk op de stad (opvallend veel van de exposanten komen overigens van de kunstschool) met veel maquettes, miniaturen of reproducties. Elk van die technieken kan je circulair noemen: het her/maken van wat er al/nog niet is. Eyeliner is een pirouette die de objecten voor de ramen van de Gentenaars in quarantaine plaatst in het museum. Ook belangrijk: het gaat niet over kunstwerken, ook niet over kunstenaars, het gaat zelfs niet over de kwaliteit van het object, maar wel over de daad van het exposeren. Het gaat over de bewoner en de bezoeker van de stad als curator. Het gaat over de zorg en de aandacht voor de objecten. Die vensterbanken zijn als een strand waar dingen aanspoelen. De curatoren zijn de strandjutters.

Circulair zijn de zaden, verzameld tijdens wandelingen van het Zoniënwoud tot het Haagse Bos en het Citadelpark voor More (2014), en die bezoekers kunnen meenemen naar een nieuwe bestemming. De zakjes liggen klaar. Rondjes draaien, dat is wat gebeurt op de Brusselse Zuidkermis, in een poëtische video met absurde sculptuur. De video is stil en in zwart-wit: een esthetiek die verwijst naar een andere tijd, naar een traditie van de gefilmde stadssymfonieën uit de jaren dertig. Het beeld komt uit een andere tijd, uit 2009, lang voor Covid dit soort kermissen onmogelijk maakte. Alles draait in deze video. Maar meer dan voor de kramen op de foor hebben de kunstenaars aandacht voor wat draait in de omgeving, altijd weer de omgeving. De draaiende wieken van een helikopter in de lucht, de schaduwen van de machines op de grond, de kraan op een nabije werf: de attracties zijn overal. En zelfs de kleuren van de sculptuur naast de video zijn verdraaid, met witte frieten in een gele zak.

Protocol

Dat gaat zo maar door. Een lege sokkel wacht op de stenen die een duiker later tijdens de tentoonstelling zal opvissen uit het kanaal voor Uitburgeren, baby (2010). Tegen de muur wordt de geschiedenis van Tien taarten (2018), gemaakt met (ex-)bewoners van Genk, uit de doeken gedaan. Een performance die de stap maakt van inburgeren naar uitbaggeren en een taart (of tien) als monument: circulair en sociaal. Maar bovenal starten beide werken van een protocol.

Het tweede deel van de tentoonstelling draait rond de publieke ruimte. Daarin kan je de werken opdelen in drie groepen. Er is een groep met ongerealiseerde (maar daarom niet minder gemaakte) projecten voor pleinen, ronde punten, straten. Antwoorden op oproepen als protocollen. Een andere groep brengt werk in de vorm van diagrammen, grafieken, schema’s (en we kunnen ook de plannen voor de ongerealiseerde projecten hierin onderbrengen – ook dat zijn schematische voorstellingen). Denicolai & Provoost proberen de werkelijkheid te vatten door ze te hervormen. Le machin financier (2014) is een bewerking van een stripverhaal – De Geldsmurf – waarin Denicolai & Provoost de vloeiende stijl van tekenaar Peyo hervormen in schematische tekeningen, gemaakt met de meetlat. Tegelijkertijd vervangen ze alle smurfwoorden door de eigenlijke werkwoorden. Anders kijken, heruitvinden, herpositioneren. Weerwerk geven aan de formule, het repetitieve, de routine.

Een derde groep werken rond de publieke ruimte draait rond kijken naar de/het ander/e. Of ook: kijken door de ogen van de/het andere/e. Opnieuw: comment voir la même autre chose. Het neigt naar het voyeuristische als Denicolai & Provoost in de zaaltekst verwijzen naar het echtelijke bed als voorbeeld van de publieke ruimte: elke ruimte waar mogelijk iemand op bezoek kan komen. In No Ice (2002) draaien ijskarren rondjes aan een rotonde. Voor Small Boats and Sheep Day (2012) organiseren Denicolai & Provoost tegelijkertijd een bijeenkomst op de Gentse Vrijdagmarkt voor mensen met schapen en een andere voor mensen met boten (en wat doen die dan? Kijken naar elkaar; onwennig rondjes draaien rond elkaar). Voor de achterkant van de saloncondities (2006) toont de zich herhalende gebaren van schoonmakers van lege kantoren in de vroege ochtend. Dancing Mice (2016) filmt in de huizen van een Nederlands dorp als de bewoners afwezig zijn. Het onscherpe beeld is een principiële beslissing waarmee de filmmakers willen voorbijgaan aan de menselijke blik. Hier wordt gefilmd als een vlieg op de muur, met een vloeiende camera: filmen met het lichaam, niet met de ogen.

Apotheose

Het leidt onvermijdelijk naar het laatste werk. Het werk waarvan we al bij het eerste rondje in deze tentoonstelling naar uitkijken. Het werk dat zijn naam geeft aan de tentoonstelling: HELLO, ARE WE IN THE SHOW? Het werk dat de vraag van het begin beantwoordt aan het eind komt als een apotheose. De black box voor deze animatiefilm is écht groot, net als het scherm voor de projectie. Het beeld is haarscherp. Het geluid verspreidt zich langs een batterij luidsprekers in de ruimte. Het resultaat oogt hoogtechnologisch maar is zeer ambachtelijk. Tijdens de tien jaar waarin Denicolai & Provoost werkten aan de film vonden ze ondermeer inspiratie in een reeks zestiende-eeuwse wandtapijten in het Louvre, Les Chasses de Maximilien. De beelden die zij verzamelden in het Zoniënwoud werden even nauwgezet als toen hertekend voor hun animatiefilm.

Om het mediumspecifieke te accentueren tonen de makers op een zeer affirmatieve, niet mis te verstane manier de digitale bouwstenen waarmee de film is gemaakt: de pixels die zich verenigen tot een beeld. Opnieuw die aandacht voor de omgeving waarin ze werken. In tegenstelling tot Dancing Mice verschuift de aandacht hier expliciet naar de menselijke blik. Dat begint bij de blik die terugkeert van de dieren naar de mens en loopt door in de stadsgeluiden die zich mengen met de geluiden van het bos of het vliegtuig dat passeert tussen de vogels. Ook exoten als de Amerikaanse rode eekhoorn of de domestieke schildpad wijzen op de menselijke inbreng. Het eindigt bij de studio, bij de techniek waarmee deze film werd gemaakt en bij de black box waar de film nu speelt, omringd door een bos van luidsprekers en gesteund door de techniek achter dat grote scherm waarvan de lichtjes mysterieus oplichten aan het begin van de tentoonstelling. Het begin is altijd al deel van het einde. Toekomst, heden en verleden zijn nooit los te zien van elkaar.

En ook dit einde is geen einde. Als een laatste statement maken Denicolai & Provoost geen catalogus bij hun grootste overzichtstentoonstelling ooit. In de plaats ligt in een plexiglazen kubus aan de balie een volledige uitprint van de website. Het ongeopende pak papier ernaast heeft hetzelfde volume als de print. Voor hen werkt zo een website als een aardworm, denk ik dan, die opeet wat voorligt, verteert in het heden en afscheidt voor het verleden. Je zou het niet denken na al dat werk vol aandacht, liefde en zorg voor de en het andere, maar deze kunstenaars dragen ook een kwaadheid in zich: tegen vastgeroeste gebruiken. Die weigering voor een catalogus die het werk vastlegt voor de eeuwigheid is er één van. Dat pak papier in die plexiglazen kubus is: la même autre chose.

Denicolai & Provoost. Hello, are we in the show? (comment voir la même autre chose). Tot 30 mei in S.M.A.K., Jan Hoetplein 1, Gent. Di-vr, 9u30-17u30; za-zo, 10-18u. www.smak.be

www.denicolai-provoost.com