Lichamen in het museum

pieter van bogaert

pieter@amarona.be

Lichamen in het museum

Choreografen exposeren in Brussel, Rotterdam en Amsterdam

voor H-art, 2015

Anne Teresa De Keersmaeker maakt een tentoonstelling voor Wiels. Tino Sehgal exposeert het hele jaar door in het Stedelijk Museum. In Boijmans Van Beuningen loopt een tentoonstelling genoemd naar een Canadees dansgezelschap: ‘La La La Human Steps’. De belangstelling tussen choreografen en musea groeit. Of is het altijd zo geweest?

De beweging is niet helemaal nieuw. Twee jaar geleden maakte Boris Charmatz met zijn Musée de la Danse nog een tentoonstelling bij Argos. Vorig jaar presenteerde Xavier Le Roy een gedanste retrospectieve in het Centre Pompidou. Tino Sehgal is al meer dan een decennium een graag gezien gast tijdens documenta’s en biënnales wereldwijd. En Performatik, de Brusselse biënnale voor performancekunsten die zowel de tentoonstelling van Charmatz (in 2013) als die van De Keersmaeker (in 2015) op haar programma zet, is intussen aan haar vierde editie toe. Daar maken ze ook de omgekeerde beweging en brengt beeldend kunstenares Joëlle Tuerlinckx haar werk als een totaalspektakel op de scène.

Traditie
Er wordt nogal wat achterom gekeken in deze tentoonstellingen als performances. Het zit in het woord ‘museum’ en ‘retrospectieve’ bij Charmatz en Le Roy: termen die verwijzen naar bewaren, archiveren, terugkijken. Het zit in de titel ‘Work/Travail/Arbeid’ van De Keersmaeker. De uitnodiging van Wiels past in een reeks retrospectieven van Belgische kunstenaars. Maar De Keersmaeker wil expliciet geen retrospectieve in het museum: geen terugblik op haar oeuvre. In plaats daarvan wil ze een inkijk in het creatieproces: een terugblik op het werk dat voorafgaat aan de eigenlijke presentatie. Zo krijgt alles een plaats in een traditie: het kaderen dat zo een grote rol speelt tijdens Performatik dat zich dit jaar presenteert onder de titel ‘Breaking the frame’. Die titel suggereert een zeker ongemak met de codes, de tradities, van het museum en/of het theater.
Ga naar ‘La La La Human Steps’ in Rotterdam om te begrijpen hoe tradities doorwerken in de actuele kunst. Die tentoonstelling leent niet enkel de naam van het Canadese dansgezelschap, in het midden van het museum ligt ook een grote open dansvloer: een horizontaal kader voor live performances, als antwoord op de verticale kaders met museale kunst aan de muur. Wat dit overzicht – die eigenlijk een collectiepresentatie is – interessant maakt is de historische lijn. Gefilmde performances van Vito Acconci, Bruce Nauman of Bas Jan Ader uit de jaren zeventig leiden via Matthew Barney rond de eeuwwisseling naar recent werk van Yael Bartana, David Claerbout of Pipilotti Rist. Die lijn wordt verder doorgetrokken naar de vroeg twintigste eeuw van Hans Bellmer of Unica Zurn en verder tot de achttiende eeuw van Piranesi of de zestiende eeuw van de Hollandse meesters. Deze presentatie gaat via film (Joachim Koester) en video terug naar de fotografie (Cindy Sherman) en de schilderkunst.
Tijd, traditie en geschiedenis lijken dus essentieel voor deze dans van performance en museum. Dat zie je vandaag opnieuw in Brussel. Een klok aan de muur krijgt een prominente plaats. Tijd zit ook in de keuze van De Keersmaeker om in Wiels verder te werken met materiaal van ‘Vortex Temporum’. Die dansvoorstelling vertrekt van muziek van Gérard Grisey waarin alles draait rond verschillende noties van tijd: de tijd van spraak en ademhaling bij de mens, de tijd van slapende ritmes bij de walvis en de extreem samengedrukte tijd bij vogels en insecten. Die voorstelling wordt hier opengetrokken in de tijd met cycli van negen dagen van negen uur. En omdat een dag bij Wiels slechts zeven uur duurt, loopt het einde van de ene dag door in het begin van de volgende.
De enige die min of meer ontsnapt aan de tijd, aan dat kader van de traditie en de materie van het werk is Tino Sehgal. Zijn werk kan je radicaal contemporain noemen. Het bestaat alleen maar tijdens de uitvoering. Sehgal weigert categoriek elke registratie. Geen titels of legendes bij de werken. Die krijg je enkel uitgesproken door de performers of – in het geval van een verkoop – door de notaris. Geen contracten, geen certificaten, geen catalogi. Wat rest is de herinnering.

Lichaam
Je kan je de vraag stellen wat er dan zo bijzonder is aan al die lichamen in het museum. Op vraag van een choreograaf – Marten Spangberg – schreef de Franse filosoof Jacques Rancière ‘Le spectateur émancipé’. Die tekst uit 2008 verschijnt deze maand in een Nederlandse vertaling bij uitgeverij Octavo. Rancière schrijft over de actieve rol die elke toeschouwer speelt bij elke presentatie. Of het nu gaat om een film, een tentoonstelling of een dansvoorstelling, in elk kunstwerk zit een wisselwerking tussen de bedenker (de auteur), de uitvoerder (performer) en de kijker (publiek). Een museum kan met andere woorden niet functioneren zonder de lichamen van het publiek. Het klinkt evident, maar wordt zelden zo expliciet als in deze performatieve tentoonstellingen.
De choreografen in deze musea maken die lichamen tastbaar. Niet enkel van dansers en muzikanten, maar ook van het publiek. Waar je in het theater schuilt in het donker en je in een traditionele tentoonstelling jezelf wel eens dreigt te vergeten, zorgt de aanwezigheid van de dansers in het museum voor een permanente confrontatie met het eigen lichaam. In Wiels legt een danser een hand op mijn schouder omdat die geen andere kant uit kan tussen de aanwezige lichamen van het publiek. Dansers worden hier niet enkel tastbaar. Je voelt de luchtverplaatsing van hun beweging. Je kan ze ruiken. En het meest indringende is waarschijnlijk de blik. Opnieuw dat spel van kijken en terugkijken. Iedereen, danser en bezoeker, moet kijken waar ie loopt, waar ie beweegt. In een voortdurende wisselwerking delen de dansende lichamen en de lichamen van de bezoekers niet enkel de dansvloer, maar ook de choreografie.
Deze verschillende presentaties tonen bovendien hoe elke choreograaf een andere verstandhouding creëert tussen dansers en publiek. Bij Anne Teresa De Keersmaeker zijn de rollen duidelijk: de witte kostuums van de dansers en de instrumenten van de muzikanten zorgen daarvoor. Het creëert een afstand, ook al wordt die voortdurend ingekort: fysiek, in de ruimte. Iemand als Xavier Le Roy – tijdens Performatik nog in gesprek met De Keersmaeker – zoekt in ‘Rétrospective’ naar toenadering, door zijn dansers te laten aansturen op dialoog.
Bij Tino Sehgal lijken de dansers steeds meer op te gaan in het publiek.
Dat werd zeer duidelijk in februari met zijn tentoonstelling in Galerij Jan Mot. Bij mijn eerste bezoek – ik was nagenoeg alleen in de galerij – komt een danser binnen als publiek, vooraleer hij zich gaat mengen met de performers op de grond. De deelname van Jan Mot aan de performance veroorzaakt de laatste dag van de tentoonstelling – de galerij is dan goed gevuld – een schokje van verrassing onder het publiek. Opnieuw die radicalisering bij Sehgal: geen afstand, geen rol, geen hiërarchie tussen publiek en performer.

Ruimte
Dans is beweging. Het is tijd. Het zijn lichamen. En het is ruimte. Dat voelde je goed in de intimiteit van de galerij bij Jan Mot. En dat wordt opnieuw duidelijk bij de geëxposeerde tekeningen van De Keersmaeker in Bozar. Die tekeningen tonen, net als de gedeconstrueerde choreografie in Wiels, het werk dat voorafgaat aan de voorstelling. Ze tonen hoe de choreografe werkt met ruimte. Haar choreografie bestaat uit lijnen in de ruimte.
Je hoeft voor die tekeningen zelfs niet tot Bozar te gaan. In Wiels wordt ook getekend, elke dag. De dansers nemen regelmatig touwtjes van de muur om opnieuw de krijtlijnen van de choreografie uit te zetten. In ‘Vortex Temporum’ zijn dat cirkels die elkaar ontmoeten in het midden van de ruimte.
De Keersmaeker gebruikt overigens twee ruimtes in Wiels. De derde verdieping is publiek. Daar toont ze haar werk als een tentoonstelling. De tweede verdieping, met een identiek vloerplan als de derde, is niet publiek. Daar werkt ze tijdens de tentoonstelling. Ze maakt er een nieuwe voorstelling – ‘My Breathing is my Dancing’ – die volgende maand tijdens het KunstenfestivaldesArts in première zal gaan in Wiels.
Die tweede, parallelle ruimte past in een traditie van verborgen performers. Ik denk aan Vito Acconci die zich voor ‘Seedbed’ (1972) negen dagen lang installeert onder een houten vloer in de Sonnabend Gallery in New York. Ik denk aan Danny Devos die aan het eind van de jaren zeventig enkele dagen opgesloten zat in de kelders van het ICC. Het doet denken aan de parallelle ruimte van Disney World: een systeem van tunnels – utilidors – langs waar personages en goederen kunnen bewegen buiten de blikken van de bezoekers. Het verbergt het precaire van het werk, maar ook de controle over de voorstelling, de creatie van de magie. Hier komt alles samen: het tijdelijke van de arbeid, de lichamen van de dansers, de ruimte van de creatie.
Doordat elke verdieping op zich nog eens is ingedeeld in twee doorlopende ruimtes, ontstaat een spel met perspectief, dat je nooit kan meemaken op je stoel in het theater. Het stuurt niet enkel de blik, maar ook de stroom van publiek, dansers en muzikanten: zelfs de piano zet zich in beweging. Dan besef je hoe choreografen de ruimte openbreken. Xavier Le Roy bracht zijn ‘Rétrospective’ in het Centre Pompidou achter open ramen met zicht op de esplanade voor het museum. Tino Sehgal zat achter de open ramen van Galerij Jan Mot. In de witte ruimtes van Wiels werkt De Keersmaeker met natuurlijk licht dat binnenvalt door de ramen: een suggestie van Ann Veronica Janssens die het licht in de tentoonstelling voortdurend anders maakt. Het museum als theater: het opent de blik van performers, publiek én van het museum.

Anne Teresa De Keersmaeker. ‘Work/Travail/Arbeid’. Tot 17 mei in Wiels, Van Volxemlaan 354, Brussel. Wo-zo, 11-18u. www.wiels.org
Anne Teresa De Keersmaeker. ‘Work on Paper’. Tot 17 mei in Bozar, Ravensteinstraat 23, Brussel. Di-zo, 10-18u. www.bozar.be
‘La La La Human Steps’. Tot 25 mei in Museum Boijmans Van Beuningen, Museumpark 18-20, Rotterdam. Di-zo, 11-17u. www.boijmans.nl
‘A year at the Stedelijk: Tino Sehgal’. Tot 31 december in Stedelijk Museum, Museumplein 10, Amsterdam. Dagelijks, 10-18u. www.stedelijk.nl