pieter van bogaert
pieter@amarona.be
Voor altijd tussenin
Seth Siegelaub in Stedelijk Museum Amsterdam
voor H-art, 2016
Hij verschijnt en verdwijnt in de mazen van het net, genaamd kunstgeschiedenis. Voor altijd tussenin, zit hij met één voet in en een andere voet uit de kunst. Tussen het commerciële en het artistieke, tussen de rede en het gevoel, het alternatieve en de mainstream, de politiek en de esthetiek: daar moet je zoeken naar Seth Siegelaub (1941-2013). Een tentoonstelling in het Stedelijk Museum legt de eindjes bij elkaar.
Dit is de tentoonstelling van zijn leven. Het is een wandeling langs de verschillende plaatsen en tijden die dit leven stuurden. Niet dat hij het altijd zo heeft gewild. Het lijkt hem eerder overkomen. Niet dat hij dobbert op de golven van zijn tijd. Hij heeft het echt mee-gemaakt.
Centraal in de tentoonstelling, achter een bizarre verzameling hoofddeksels uit exotische oorden waarover straks meer, staat het boek. De boeken die Siegelaub maakte als curator, de boeken die hij publiceerde als uitgever, de boeken die hij kocht als verzamelaar, de bibliografieën om wegwijs te raken tussen al die boeken. Boeken helpen hem de weg te vinden en zijn soms ook een plaats op zich.
New York
Plaatsen zijn zeer belangrijk hier. Er zijn de plaatsen waar hij werkt. Er is de galerij in New York, waar hij tussen 1964 en 1966 hedendaagse kunst en oriëntaalse tapijten exposeert. Er is het appartement aan Madison Avenue waar hij werk toont van Carl Andre, Lawrence Weiner en Robert Barry. Er is de reconstructie van de ‘January Show’ waarvoor hij in 1969 een kantoor huurt in Manhattan. In dat kantoor is een kamer met werk van Weiner, Barry, Kosuth en Huebler. Maar het meeste werk staat in de catalogus in de kamer ernaast, op het bureau naast de telefoon.
Een boek als plaats om te exposeren. In 1969 was het al niet meer zo nieuw. Een jaar eerder maakte Siegelaub het ‘Xerox Book’ met zeven kunstenaars – de reeds genoemde aangevuld met Sol LeWitt en Robert Morris – die elk een werk maken voor de ruimte van vijfentwintig pagina’s. In dit boek als tentoonstelling draait alles rond het concept reproductie. Alle werken samen zijn gefotokopieerd, gebundeld en gedrukt op duizend exemplaren.
Het ‘Xerox Book’ – er verschijnt een reproductie van het origineel bij deze tentoonstelling – ligt in de ruimte die de verschillende plaatsen van Siegelaub als galerist, curator en uitgever verbindt. Er liggen nog andere boeken als tentoonstellingen: Carl Andre’s ‘Seven books of Poetry’, Weiners ‘Statements’ (gemaakt nadat een van zijn werken door studenten werd vernield: de verplaatsing van zijn kunst naar een boek is een statement op zich), Jan Dibbets’ ‘Robin Redbreast’s Territory/Sculpture’, of ‘July, August, September 1969’ waarvoor elke kunstenaar een werk maakt voor een plaats gelijk waar ter wereld – de catalogus als reisgids. Al die boeken zijn deel van een groeiende dematerialisering – of beter: hermaterialisering – van de kunst. Zo zwermen zijn werk en ideeën uit van de galerij naar de wereld. In 1972 verhuist Siegelaub van New York naar Parijs.
Parijs
Het zal wel zijn zoals met alle andere gebeurtenissen in zijn leven: hij heeft er niet voor gekozen, het is hem gewoon overkomen. Niet dat hij zich laat drijven op de golven van de tijd. Hij zal ze mee blijven maken.
Parijs past natuurlijk in de tijdgeest van de lange jaren zeventig. Die starten in mei ’68 en lopen door tot een eind in de jaren tachtig. Het zijn de jaren van de tegencultuur, van het geloof in een andere wereld. Siegelaub trekt zich terug uit de wereld van de kunst om zich volop te concentreren op zijn activiteiten als uitgever. In die periode verzamelt hij ook zijn eerste stukken textiel, waarover straks meer.
Die Parijse periode krijgt een plaats in het hart van de tentoonstelling. Daar liggen de boeken over politiek en media die hij publiceert tussen 1973 en 1989. Teksten van en over Marx en Lenin of een kritische lezing van Marshall McLuhan liggen er naast zijn bestseller: ‘How to Read Donald Duck’ van de Belgische socioloog Armand Mattelart en de Chileense schrijver Ariel Dorfman.
Ook in die sectie politieke werken: de installatie van Maria Eichhorn over zijn kunstenaarscontract: ‘The Artist’s Reserved Rights Transfer and Sale Agreement’ (1971). Hij zal verschillende versies van dat contract voorstellen op verschillende plaatsen in Europa. De Franse versie presenteert hij ten huize van Nicole en Herman Daled in Brussel: verzamelaars van conceptuele kunst en lang geen onbekenden voor Siegelaub.
Wat het contract zo controversieel en tot vandaag brandend actueel maakt is het volgrecht. Het geeft de kunstenaar recht op 15% van de opbrengst bij elke verkoop of tentoonstelling van het werk. Dat betekent eigenlijk een taks en dus een rem op de verspreiding van het werk, lezen we in The Wall Street Journal. Het is bovendien ook veel te ingewikkeld voor de meerderheid van de kunstenaars, lezen we in de Art Workers Newsletter. En toch blijft de discussie tot vandaag bijzonder relevant en inspirerend voor kunstenaars én verzamelaars.
Amsterdam
Zo zijn die lange jaren zeventig. Siegelaub gaat in tegen de neoliberalisering die zich pas echt goed laat voelen in de jaren tachtig van Thatcher en Reagan. Hij neemt zijn rol op van activist en publieke intellectueel. Maar er blijft iets conceptueel in alles wat hij doet. Het zit in de manier waarop hij het doet. Hij meet zich een bedrijfsimago aan, als deel van een institutionele kritiek. De ondernemingen en instellingen die hij opricht werken als alternatieve plekken met alternatieve methodes. Maar achter de gewichtige namen van zijn organisaties – waaronder zijn uitgeverij ‘International General’ (IG), het ‘International Mass Media Research Center’ (IMMRC) of het ‘Center for Social Research on Old Textiles’ (CSROT) – schuilt in de meeste gevallen niet veel meer dan een eenmansonderneming: een knoop in een veel ruimer netwerk.
Vandaag leven al die organisaties door in de ‘Stichting Egress Foundation’ in Amsterdam (Siegelaub kiest zelf de naam: het woord voor uitgang, exit). Het is ook die stichting die de ruime textielcollectie beheert waar hij zich de laatste decennia van zijn rijk gevulde leven op toelegt. Het is een zeer esthetische onderneming, die textielverzameling, die op het eerste zicht veraf staat van de conceptuele kunst waar het in de jaren zestig allemaal mee begint. Maar eigenlijk is er niet zo een groot verschil. Waar die conceptuele kunst begint bij een idee en uitkomt bij een beeld, draait hij hier de beweging gewoon om: hij vertrekt van een beeld, een artefact, een stuk textiel, en komt langs daar uit bij een idee, een geschiedenis, een verhaal. Elk stuk textiel in deze verzameling is drager van een sociale beweging. Daarom: ook hier weer die aandacht voor het boek. Daar komen al die verhalen weer bij elkaar. Al die beelden, ideeën, stukken textiel en boeken komen in 1997 – net voor de eigenlijke doorbraak van het internet – samen in zijn magnum opus: de ‘Bibliographica Textilia Historiae’.
‘Seth Siegelaub: Beyond Conceptual Art’. Tot 17 april in Stedelijk Museum Amsterdam. Dagelijks 10-18u (vrijdag tot 22u). www.stedelijk.nl