enSuite – in gesprek met Peter Westenberg en Wendy Van Wynsberghe

Loslaten als discipline
In gesprek met Peter Westenberg en Wendy Van Wynsberghe

enSuite is beland in een fase van loslaten. Zoeken naar de dynamiek achter de beelden en achter de verbeelding, impliceert die dynamiek ook de ruimte geven om te werken. Ruimte geven aan dingen en mensen, vraagt om loslaten. Het is een engagement dat langs twee kanten werkt. Als je zelf iets loslaat, betekent het dat iemand anders het zich kan toe-eigenen. Dat impliceert een gedeelde verantwoordelijkheid. Er zijn grenzen aan het toelaatbare. Een mogelijke omschrijving van die grens vond ik in de tekst van Peter Westenberg voor de Video Vortex Reader: “You are allowed freedoms as long as you pass on those freedoms to others” (zie bibliografie aan het einde van de tekst).
Ik ontmoet Peter Westenberg en Wendy Van Wynsberghe bij Constant om het te hebben over dat loslaten, als doel en als strategie, en de rol die het speelt in hun werk. Het is belangrijk in een project als Active Archives, dat niet werkt als je de dingen in het archief niet loslaat. Wendy legde er de nadruk op dat ze de softwearables released (vrij vertaald: loslaat) onder een open licentie. Het speelt natuurlijk een rol in alle open source projecten van Constant. En eigenlijk is het ook deel van een project als Routes & Routines, dat wijst op het omgekeerde: alle netwerken, camera’s en andere technologieën die de grens tussen het private en het publieke, tussen de controle en het loslaten, doen vervagen. Hier is het zichtbaar maken een eerste stap naar het loslaten.

Pieter Van Bogaert: Herkennen jullie dat idee van loslaten binnen de praktijk van Constant?

Peter Westenberg
: In de projecten die je noemt in de inleiding, gaat het er telkens om dat kennis vrij wil zijn. Kennis is vrij en dat moet het blijven. Workshops als OSP (Open Source Publishing) en OSV (Open Source Video) promoten het gebruik van vrije software om weerwerk te bieden aan de trend om informatica op te sluiten in ‘black boxes’: ontoegankelijke apparaten.
OSV – het project waarbij ik het nauwst betrokken ben – richt zich op videomakers die overtuigd werken met vrije software. We ontmoeten elkaar regelmatig en wisselen kennis uit over onze projecten en de open source gereedschappen die we gebruiken. We leren via ‘zelfeducatie’ hoe we open source software kunnen inzetten. Die uitwisselingen zijn sociale momenten. Afhankelijk met wie je aan de tafel zit is die kennisuitwisseling elke keer verschillend. Dat maakt het ook interessant. Heel anders dan instructies die je haalt uit een handboek, geschreven door een bedrijf dat software verkoopt.
Dat sociale aspect komt ook terug in Routes & Routines (R+R). R+R zijn stadsinterventies waarbij altijd verschillende deelnemers betrokken zijn. Ook al gaat het altijd over hetzelfde onderwerp – de relatie tussen het gedrag van stadsgebruikers en de urbane omgeving – de manier waarop men ermee omgaat is altijd verschillend. Dan besef je dat sociaal contact maatgevend is voor het verspreiden van kennis. Soms klikt het niet tussen mensen, dan wordt er niets uitgewisseld. Soms heb je een goed contact en vliegt er van alles over en weer. Dan is kennis uitwisselen veel meer dan een loze kreet. Het avontuur door al die verschillende evenementen die we organiseren is de vraag hoe je samen iets in gang kan zetten dat voordien niet bestond. Iets dat ook nooit zal bestaan als we ons houden aan gesloten code en machines die we niet kunnen aanraken. Ik weet niet of het dan gaat over losláten of losmáken. Losmaken betekent dat je ingangen en uitgangen creërt die interactie toestaan.
Hetzelfde geldt voor Active Archives (AA). Dat project reflecteert op de mogelijkheden die digitale omgevingen en het internet biedt aan archieven om zich te openen voor hergebruik. AA focust op archieven van culturele organisaties, waar de rollen van organisator, documentalist, archivaris sterk dooreen lopen. Waar de autoriteit over wie toegang heeft, wie het materiaal gebruikt, wie er toevoegt aan het archief, ligt bij de organisatie zelf. Het kan zijn dat de inhoud van een archief door hergebruik wordt verbeterd. Daarvoor moet je toelaten dat men het archief aantast en overhoop haalt. Ook daar gaat het over kennis. Over het vrijlaten van kennis.

Het is de omkering van de werking van het archief, zoals we het gewoon zijn. In plaats van toe te werken naar een afgewerkt product – in het geval van het archief is dat de onhaalbare volledigheid –, werk je aan een continu proces. AA wil niet zozeer bewaren en beveiligen, maar wel het omgekeerde: bewerken en loslaten.

Peter: Ja en nee. Ik zag gisteren een lezing van Bruce Schneier op een befaamde podcast voor technologische praatjes waarin hij het heeft het over veiligheid. Hij neemt twintig minuten de tijd om uit te leggen dat veiligheid enerzijds een mentaal concept is en anderzijds een realiteit en dat die twee dingen niet altijd sporen. In sommige situaties voel je je veilig maar ben je eigenlijk in levensgevaar. In andere situaties voel je je onveilig maar is het niet zo. Als we spreken over AA hebben we het altijd over het web. Om dingen veilig te krijgen op het web is het beter dat ze veel gebruikt, gekopieerd en verspreid worden. Dat is veel veiliger dan wanneer je een uniek digitaal object probeert te beschermen door het ergens op een server te bewaren waar niemand toegang toe heeft. Dat is gevaarlijk. Server crasht, weg object.
Vanuit die gedachte groeide bijvoorbeeld het fameuze project LOCKSS: Lots Of Copies Keeps Stuff Safe, dat door Stanford University Libraries ontwikkeld wordt. Het project biedt open source tools aan een netwerk van bibliotheken om hun digitale collecties te beheren en veilig te stellen door ze te kopiëren. De partners organiseren zich in netwerken, zij zetten hun machines in om elkaars bestanden uit te wisselen.
Dat systeem is dus heel erg gericht op kopiëren. Dat soort dingen is zeer belangrijk voor ons om te zien. Je merkt dan bijvoorbeeld dat onze wetgeving voor auteursrechten niet afdoende is aangepast aan de digitale realiteit. Als de wet spreekt van kopiëren, dan gebeurt dat in termen van diefstal, alsof je door te kopiëren iemand iets ontneemt. Maar kopiëren zou moeten worden besproken in termen van verspreiding. Kopiëren is dupliceren, reproduceren, vermeerderen. Een kopie benadrukt het belang van het origineel. Daar draait het om bij AA: het activeren van archieven om objecten een leven te geven en te verzekeren dat ze een toekomst hebben.

Wendy Van Wynsberghe
: Een server werkt ook zo. Die heeft niet één harde schijf, maar wel vijf. Dat zijn beveiligingskopieën. Als er één crasht, steun je op de volgende. Het net wordt van nature gedragen door het kopiëren (“in a raid array” is de technische term – Raid, acronym for Redundant Array of Independent Disks). Dit is totaal andere materie dan een boek uit de vijftiende eeuw dat geen licht of water of lucht kan verdragen.

Dat klopt als AA gaat over digitale content. Maar ik zag tijdens jullie presentatie ook beelden van videoarchieven, waar tapes, boeken en andere documenten in dozen op rekken staan.

Peter: AA concentreert zich op metadata. Dat zijn de beschrijvingen van die objecten. Die beschrijvingen bestaan in hedendaagse collectie- en archiefomgevingen als digitale data. Één van onze partners is de Fundacio Antoni Tàpies in Barcelona. Die vertrekken vanuit een uitgebreide collectie fysiek werk. Wat ons interesseert is hoe je met dat werk omgaat: hoe beschrijf je het? Hoe leg je verbanden tussen werken? Hoe beschrijf je de status van een bepaalde relatie tussen een object en een beschrijving? Het gaat over archiveren, niet zozeer in de zin van opslag en conservatie, maar veel meer in de zin van beschrijving, het kenbaar maken van de karakteristieken van een object. Of het object in kwestie nu digitaal is of niet, die communicatie over het object verloopt bijna altijd digitaal. Dat is de realiteit van elk éénentwintigste-eeuwse collectie.

Wendy: Alle fysieke objecten krijgen in AA een digitale extensie.

Er is ook een videotoepassing verbonden aan AA. Daar gaat het niet enkel over beschrijvingen, maar echt over producten die digitaal bewerkt worden.

Wendy: Dat gaat over annoteren. Je wijzigt niet het object aan zich, maar wel de manier waarop je ernaar kijkt en het annoteert. Het is hermonteren zonder te knippen.

Peter: Nog eens recapituleren wat de ‘Active Archives videowiki’ eigenlijk inhoudt? AA is een langlopend onderzoeksproject, gestart in 2006. Er zijn verschillende partners in betrokken: Arteleku in San Sebastian, Tapiès en enkele andere musea in Barcelona. Één van de dingen die we in dat groter geheel ontwikkelen is een specifieke manier om op het internet met video te schrijven. Om te vermijden dat systemen zo groot worden dat ze hun specificiteit verliezen, denken we na over manieren om video te ontsluiten zonder dat we het hebben over een gigantisch systeem als youtube.
Via BAM is dat onderzoek deel geworden van het Archipelproject. Daar onderzoeken we hoe je met archieven kan omgaan op een copyleft manier, dus door gebruik te maken van open content licenties, open standaarden en vrije software. Zo ontstond die videowiki: het is software om video te annoteren.
Je opent een video in een soort browser. Die video kan overal staan; op je eigen server, op Archive.org of Blip.tv of in gelijk welk ander archief. Je opent een tekstveld en typt daarin je tekst. Bijvoorbeeld een transcriptie, commentaren, of misschien werk je aan ondertitels. Maar je kan in die tekst ook links naar plaatjes, andere video’s of plekken op het web opnemen. Je kan trefwoorden maken en toevoegen. Die teksten kun je koppelen aan de tijdscode van de video. Je kan daarmee ook ‘playlists’ maken van stukjes uit meerdere video’s die op verschillende plekken op het web staan, zonder fysiek een nieuwe montage te moeten produceren. Die tekstbeschrijvingen blijven bij elkaar en vormen een meta-archief van onderwerpen die in de verschillende video’s aan bod komen en die je kan gebruiken in je onderzoek. Als ik toegang heb tot jouw video’s en jouw metadata en annotaties kan ik daarmee mijn collectie herstructureren, nieuwe connecties kunnen ontstaan. Het idee van de videowiki is om zeer lichte tekstgebaseerde omgang te ontwikkelen voor het werken met ‘zware data’ zoals video.

Als jullie het in de context van AA hebben over loslaten (release), dan gaat het eigenlijk over toegankelijk maken. Niet zozeer over doorgeven.

Wendy: Het is eigenlijk een curatoriële praktijk: via de wiki krijg je verschillende blikken op hetzelfde materiaal. Zo kan je het materiaal laten ontsporen. Door te kijken en te annoteren, kan je verhalen maken zonder ook maar te raken aan het bronmateriaal.

Dit is zowaar een vorm van collectief curatorschap. Het loslaten van de praktijk van de curator.

Wendy: En dat het zo licht is, enkel tijdscodes en tekstfiles, draagt ook bij tot de bruikbaarheid.
Mag ik nog even terugkomen op het begin van dit gesprek? We hadden het toen over werken met hardware binnen Constant. Daar breng je mensen samen, die vormen tijdelijk een collectief gefragmenteerd brein, waarin iedereen de bereidheid heeft om te delen waar die mee bezig is. Je zit voortdurend met rollenwisselingen, met leraars die ook leerlingen zijn. Heel de structuur van de klassieke workshop met een leraar en veel leerlingen, loopt door elkaar. Je houding richt zich op uitwisselen en stelt je er voor open. In dat openmaken – of het nu van machines is of van code – zit ook een aspect van begrijpen. Dat begrip creëert een autonomie die weer terug straalt op het collectief.

Wat je nu vertelt sluit aan bij het gesprek met Femke Snelting aan het begin van enSuite. Daarin hadden we het al over dat idee van doorgeven of uitwisselen van kennis, de leerling-leraar situatie, de onwetende meester van Rancière natuurlijk en zijn idee van de geëmancipeerde kijker dat als een rode draad doorheen dit traject is gaan lopen. Dat gaat eigenlijk over het achterwege laten van een hiërarchie. Dat vind ik nog steeds een zeer mooi idee, maar nog steeds lijkt het me zeer moeilijk. Hoe raak je voorbij die hiërarchie? Je vertrekt toch altijd vanuit Constant, vanuit je ervaring (om niet te zeggen: je reputatie), en zo ben je toch altijd al een stap voor op de mensen die je uitnodigt?

Wendy: In een schools-academische benadering gaan mensen zich specialiseren in een bepaald onderwerp. De praktijk binnen Constant vertrekt van een veel vager idee van verdieping. Mensen die niet kunnen programmeren gaan toch programmeren. Hier bestaat geen überspecialist die alles kan. Daarvoor gaat het veel te breed. Zo krijg je automatisch een gelijkschakeling.

Peter: Bij een workshop gaat het vaak om zeer speculatieve onderwerpen en instrumenten. We werken vaak met software die nog volop in ontwikkeling is, die nog niet af is of waarvan we nog maar half weten hoe ze werkt. We kennen het potentieel niet – er valt nog van alles te ontdekken. Het eerste wat je doet in zo een situatie is zoeken naar wat je gemeen hebt met de deelnemers aan de workshop. Dat is ook de boodschap van Rancière: het voortdurend herformuleren van de gemeenschappelijke ruimte.

Het is een kwestie van vertalen. En dat vertalen, dat noemt Rancière het werk van de kunstenaar.

Peter: Onze insteek bij Constant, onze achtergrond, is dat we allemaal makers zijn en dat we er van daaruit ook op vertrouwen dat we intuïtief kunnen werken. Dat delen we in zo een workshop. Dat is volledig anders in een universiteit, waar mensen getraind zijn in het verwerken van kennis, het opzetten van processen, het opstellen van formules. Dat betekent niet dat je ander werk doet, maar wel dat je benaderingswijze heel anders is. Op dit moment zijn we wel redelijk goed op de hoogte van digitale instrumenten. Maar hoe kunnen we bijdragen aan de verdieping van de creatieve praktijk van digitale makers? Hoe wordt je eigenlijk goed in iets? Richard Sennet benadrukt dat vanaf het moment dat je kennis vergaart – die niet alleen in je kop zit, maar ook in je vingers of in een intuïtie – dat er ook praktijken moeten zijn om die kennis te verbeteren, uit te diepen en door te geven. Zo leert onze ervaring dat hands on workshops goed werken: met zijn allen de handen vuil maken, samen iets produceren en uitwisselen hoe je iets doet, proberen te kopiëren wat anderen doen. Daar zit altijd een ongelijkheid in, zonder dat je het daarom een hiërarchie moet noemen. Als ik iets organiseer heb ik meer kennis van wat we gaan doen dan degene die als deelnemer afkomt. Maar die deelnemer komt met zijn of haar eigen kennis en expertise. Hoe optimaliseer je de uitwisseling van die verzamelde capaciteiten? Want aan het einde van de rit is het wel zo dat iedereen van elkáár leert.

Een zeer eigen vorm van loslaten, die dikwijls voorkomt in deze praktijken, is het idee van het work-in-progress. Dat is wat onder normale omstandigheden niet gereleased, niet gelost of losgelaten wordt. Dat onaffe is wat jullie net wel loslaten op je publiek.

Wendy: Dat klopt. En het is belangrijk dat dat proces, dat onaffe, meteen ook wordt gedocumenteerd. Als ik een probleem heb, meestal technisch, ga ik zoeken naar andere mensen die dat probleem ook hebben gehad en gedocumenteerd. Het feit dat mensen de moeite nemen om te documenteren, is ongelooflijk waardevol. Dat is niet gratuit. Om echt iets goed uit te leggen, moet je er energie insteken, je moet het structureren. Ik had een probleem waarvoor ik een week met iemand op een forum heb gecorrespondeerd. Die persoon heeft gewoon een week tijd genomen om mee na te denken over mijn probleem. Dat is een heel eigenaardig gegeven. Zonder die generositeit zou ik er nooit raken. Als ik iets maak en mijn problemen daarbij beschrijf, kan dat weer dienen voor iemand die later een gelijkaardig probleem heeft.

Als ik het goed begrijp hoort bij loslaten dus ook een discipline: van documenteren, van begrijpen en vasthouden. Wat je niet bijhoudt, kan je later ook niet loslaten. Of als je het te vroeg loslaat, zonder het te archiveren, kan je er niets meer mee doen.

Wendy: Het vraagt een vorm van rigoureus zijn. Een leesbaarheid die verder gaat dan jezelf.

Het is eigenlijk een vorm van controle. Dat je kan checken waar je welke stap hebt gezet. De controle waar een project als R+R over gaat, is eigenlijk ook inherent aan heel dat idee van loslaten. Geen vrijheid zonder discipline.


Peter: In de praktijk van Constant proberen we dikwijls modellen uit de wereld van de software te gebruiken binnen de kunstwereld en vice versa. We publiceren allemaal veel over techniek op blogs en mailinglijsten. We zoeken ook voortdurend op het internet naar manieren om iets te doen. Dus je begrijpt daardoor het belang om genereus te zijn. Je kan geen onzin de wereld insturen. Je moet geen slechte vragen stellen, want daar krijg je slechte antwoorden voor terug. Daardoor leer je steeds preciezer te zijn in het omschrijven van de verschillende stappen van een proces. Het is veel moeilijker om even precies te zijn als het gaat over artistieke processen. Maar als we toe willen naar goed gedocumenteerde artistieke werkprocessen, waar andere kunstenaars ook mee aan de slag kunnen, loont het wel de moeite om te proberen vrijgevig te zijn met goede documentatie.

Wendy: Van een aantal dingen kan je de bronbestanden makkelijk beschikbaar maken, bij andere dingen is dat zeer moeilijk te achterhalen. Een inspirerende ontmoeting kan je bijvoorbeeld moeilijk opnieuw oproepen. Je zit met een lichamelijkheid die je niet hebt bij software. Dan is dat technische wel veel makkelijker om los te laten.
Gewoon zuiver inhoud onder een open licentie publiceren, dat is zo eenvoudig, maar het heeft zoveel mogelijke gevolgen. Ik gaf deze week nog een lezing in het HISK, waar veel kunstenaars werken met found footage: gevonden beelden van youtube en zo. Als je kijkt naar de regel van de wet, dan is dat echter verboden. Bijna alle beelden die ze gebruiken zitten onder copyright en zijn niet oud genoeg voor het publiek domein. En toch bestaat het maken van collages, het samplen, het bewerken al zo lang als een cultureel gegeven.

Maar komt het er in vele gevallen niet op aan om het gewoon te doen? Samplen is schering en inslag in vele kunstenaarspraktijken.

Wendy: Er zijn momenten waarop het wordt verboden.

Dat is zeker zo. Maar net daarom ben ik niet zeker of het een probleem is – zoals dikwijls wordt aangenomen – dat kunst soms hermetisch is. De beperkte zichtbaarheid die daarmee gepaard gaat, beschermt het voor een bepaalde vorm van controle die ervoor zou zorgen dat bepaalde praktijken bestraft worden.

Peter: Dat is voor de kunst misschien niet zo een probleem. Maar voor de rest van de wereld is het dat wel: dat de rijkdom van de kunst niet aankomt in een niet-artistieke omgeving.

Je moet kunstenaars ook de ruimte geven die bij hen past. In sommige gevallen kan het handiger zijn om te werken voor een klein publiek. Soms is het zeer vruchtbaar om op een hermetische manier te werken aan dingen die de kunstenaar zelf niet verstaat. Ik denk dat jullie bij Constant zeer pertinente vragen stellen over copyright, maar soms is het beter om die vragen niet te stellen en de dingen gewoon te doen.

Peter: Daar ben ik het niet met je eens. Die vraag moet je altijd stellen en dan moet je beslissen of dat voor jou nuttig is of niet. Door de vraag te stellen, wijs je ook op een probleem en zet je de eerste stap om er iets aan te doen. Als wij als kunstenaars vinden dat artistieke verwerking van beeldmateriaal mogelijk moet zijn, moeten we zelf aan het werk om die mogelijkheid te creëren. Niemand anders zal dat voor ons doen.
Auteurs zouden hun recht moeten claimen om te denken over de toekomst van de beeldcultuur die ze mee produceren. Daarnaast bestaat er een realiteit waarin intellectueel eigendom geld oplevert aan de eigenaar van de rechten. Naast de bedoeling om auteurs te beschermen, zijn ‘auteursrechten’ ook een handelsproduct geworden.

Het ene sluit het andere niet uit.

Wendy: Sommigen maken er net een punt van om te werken volgens de regels die wel kunnen.

Soms zijn de regels ook zo vaag dat je dingen gewoon moet doen, om te weten wat mogelijk is en wat niet.

Wendy: Ik denk toch dat ze niet zo vaag zijn.

Peter: Een open content licentie toepassen op je werk, zoals de Free Arts License of een Creative Commons licentie, is enkel maar een manier om de wet te omzeilen. Het werkt bovenop de bestaande auteurrechtelijke wetgeving. Door een licentie te gebruiken kunnen wij als kunstenaars duidelijk maken dat we het er niet mee eens zijn dat ons werk volgens de wet niet toegankelijk is voor hergebruik. Ik kan zelf beslissen om mijn werk op te geven voor het publiek domein. En daarmee is de kous af. We moeten af en toe eens met onze vuisten op tafel slaan en zeggen dat iets niet in orde is en dat het moet veranderen.

Loslaten gaat altijd in twee richtingen. Wat jullie doen is één ding: openmaken en loslaten en zichtbaar maken. Maar aan de andere kant zijn er veel dingen beschermd. Een kwestie van geven en nemen?

Peter: Maar als je loslaat moet je natuurlijk ook accepteren dat misschien niemand zit te wachten op jouw losgelaten product. Ik ben ook niet bereid om altijd alles maar te accepteren wat me aangereikt wordt. Iets loslaten betekent niet dat je aan iemand anders een cadeau geeft. We hopen bij te dragen aan een ecologie van vruchtbare uitwisseling. Het publiceren onder een vrije licentie vraagt aan degene die jouw werk vervolgens gebruikt om hetzelfde te doen: gaandeweg ontstaat er een mentaliteit.
Het internet is een prachtige plek voor samenwerkingen. Kijk naar hoe het met Linux en veel vrije software is gegaan: je publiceert de code online en zegt “kijk wereld, hier is het, hoe kan dit jullie helpen?”, en samen bricoleren we er iets uit dat heel goed werkt. Je gaat tot de limiet van je eigen kunnen en hoopt dat iemand anders er zijn of haar kennis aan toevoegt om samen tot een beter resultaat te komen dan wat je alleen had bereikt.

Wat is die limiet?

Peter: Gewoon, de limiet van wat binnen je mogelijkheden ligt. Je bent altijd afhankelijk van anderen om iets te laten groeien.

Wendy: Zo een besturingssysteem is een kwestie van collectief schrijven. Dat kan je niet op je eentje realiseren.

De grenzen van het loslaten liggen binnen de grenzen van het collectief.

Wendy: Code en software zijn heel specifiek omdat het zo op elkaar gebouwd is en aan elkaar gelinkt. Het ene proces zal een ander proces oproepen. En dan is er nog de link met hardware. Dat maakt software veel dwingender dan artistieke processen. Daar bestaan ook systemen voor die dat in de gaten houden. Voor Linux bijvoorbeeld bestaan er package managers die al die brokjes verzamelen en er software uit maken. Softwareschrijvers en -ontwikkelaars hebben ook systemen waarmee ze collectief kunnen schrijven. Aan een systeem als Debian schrijven om en bij vierduizend personen. Daar verloopt het loslaten zeer gestructureerd en is er overigens ook een belangrijke hiërarchie.

Kunnen we het ook hebben over loslaten in functie van de geschiedenis? Het gaat over de toekomst, zoals daarnet: zorgen dat dingen vrij gemaakt worden, zodat we ze niet meer illegaal moeten gebruiken. Maar ook over werken met het verleden. Wat voor een stuk ook samenhangt met het idee van het archief, dat dikwijls een archief is in de tijd. We zouden kunnen beginnen bij de geschiedenis van Constant, een organisatie voor mediakunst die dan een organisatie voor media en kunst wordt en zich dan gaat verdiepen in cybercultuur, in cyberfeminisme en gender en nu in open source. Daarin zit een organische evolutie waarin al die elementen altijd wel aanwezig zijn, maar de klemtoon verandert voortdurend, naargelang de tijdgeest, de medewerkers en de interesses in de organisatie. Iets gelijkaardigs zie ik ook in een project als Videomagazijn waarin de geschiedenis van tv een grote rol speelt. Of in de softwearables dat sterk doet denken aan het verhaal van Ada Lovelace en Charles Babbage, het weefgetouw en de computer, textiel en software. De vraag die ik daarbij wil stellen is in welke mate je de geschiedenis herschrijft vanuit het moment. Je schrijft geschiedenis door aan de toekomst te werken. Maar tegelijkertijd is er ook een herschrijven van het verleden. Vandaag is Constant meer een politiek en sociaal project dan hoe het in 1997 was.

Wendy: Ja maar zo was het in 2000 ook al, toen ik bij Constant kwam werken.

Dat bedoel ik eigenlijk. Dat kan je nu wel zeggen, maar de accenten en de verhoudingen liggen toch anders dan toen. Wat ik eigenlijk wil weten is of er ook zoiets is als het loslaten van de geschiedenis? Dat je de mogelijkheid moet hebben om de geschiedenis te lezen vanuit het moment en de interesses van dat moment.

Wendy: Als we kijken naar de geschiedenis van Constant, dan is er gewoon een belangrijke graduele verschuiving geweest, die zit in de instrumenten die we gebruiken. Ik ken Constant sinds 2000. Toen was er al veel aandacht voor dat opengooien en het begrijpen van instrumenten. Maar intussen zijn de instrumenten veranderd. De vrije software was er toen niet zoals ze nu bestaat. In die elf jaar tijd zijn die er wel gekomen en meer en meer beginnen meespelen. Tien jaar in termen van technologie is eigenlijk honderd jaar. Daar zit een heel andere perceptie van tijd.

Peter: Constant is een lichaam. Het is als een ladenkast. Een mozaïek. Als je er een orgaan, een lade of een steentje uithaalt of vervangt, verandert de organisatie. De organisatie wordt gedragen door mensen met een eigen praktijk, die de reflectie die leeft binnen Constant ook toepassen op hun eigen werk. Zo verandert alles voortdurend. We kunnen er beter actief iets mee doen dan het ons laten overkomen. We werken misschien niet zo bewust met de geschiedenis, maar we zijn ons wel zeer bewust van de traditie van het werk waar we mee bezig zijn.
Kunstenaars hebben altijd hun eigen instrumenten gebouwd. Het gereedschap dat je gebruikt, bepaalt voor honderd procent wat je maakt. Je hebt natuurlijk je eigen inhoud. Maar de manier waarop je het doet wordt aangegeven door wat mogelijk is. In de beeldhouwkunst en de schilderkunst wijkt men al langer af van het canon en gaat men met andere materialen en instrumenten werken. Kijk naar de Arte Povera. In de software is dat nog lang niet het geval. En dat stoort me eigenlijk wel. Aan de andere kant, als je naar het internet kijkt, daar is zo gigantisch veel mogelijk. Daar zijn nog zoveel mogelijkheden die eigenlijk niet benut worden omdat we ze niet zien, omdat we ze niet volledig begrijpen. Op welk gebied dan ook: politiek, techniek,… Daar moet je het avontuur aangaan om alles binnen te halen in je eigen praktijk. Daar zit voor ons als kunstenaars, misschien niet direct als organisatie, maar wel als kunstenaars een uitdaging.

Bij de softwaerables lijkt die link met de geschiedenis van Babbage en Ada Lovelace zo voor de hand dat je ze zelf ook moet gemaakt hebben. En toch kan ik me niet herinneren dat je dat ooit expliciet maakt. Dat bedoel ik eigenlijk met het herschrijven van de geschiedenis. Loslaten gaat dikwijls gepaard met een soort van toe-eigenen. Je eigent je de geschiedenis toe en doet er iets mee. Je herinterpreteert of herensceneert.

Wendy: Ik ben daar nog niet helemaal uit.

Of bij jou, Peter, zitten er veel referenties naar televisie. Een project als World Wide Westwijk is eigenlijk een herdenking van televisie in een buurt- en internetcontext.

Peter: Ja. Wat interessant is aan de geschiedenis van media is dat nieuwe ontwikkelingen zoals radio, telegrafie, televisie niet direct bedacht zijn als éénrichtingsverkeer communicatiekanalen. Radio-amateurs ontvangen graag signalen, maar zenden ze met nog meer plezier zelf uit. Controle over de etherruimte of over de kabel dwingt communicatie een richting uit. Het internet biedt opnieuw een mogelijkheid om de condities van mediatie te herdenken.
Het Uit+Thuis Videomagazijn was een project in Vlaardingen, waar ik gedurende twee jaar een openbare videostudio leidde in een voormalige supermarkt in de buurt Westwijk. We maakten samen met genodigde kunstenaars en buurtbewoners filmpjes en gingen ze ook bij elkaar bekijken en bespreken. World Wide Westwijk was een wekelijkse live internetshow die we organiseerden met allerlei input vanuit de buurt. We hebben daar echt een participatief project van gemaakt, maar dat zeg je niet hardop. Dat je bezig bent met het opnieuw herdenken van het medium video, dat speelde voor mij misschien wel mee in mijn achterhoofd. Je doet dat wel in de praktijk. Maar dat discours zit op een ander niveau, dat niet raakt aan de dagelijkse maakpraktijk. Wel voor mij als kunstenaar en initiatiefnemer, maar niet voor iedereen die daaraan meewerkt. Daar zit altijd een heel rare split in. Het was ook een bijzonder moment, zes jaar geleden, toen je begon te voelen dat er een heel potentieel zat in het uitzenden op het internet. Voor mij was het ook het eerste moment waarop ik me realiseerde dat open source ook echt absoluut zin heeft.

Wendy: Wat bij mij belangrijk was, was dat ik door de technologie te koppelen aan textiel, ook bij het organiseren van workshops een publiek van vrouwen kan bereiken. Dat is nog steeds vrij uitzonderlijk als het over technologie gaat. Dat openen van technologie, is iets zeer mannelijk. Er zijn hackerspaces en die zijn heel tof, maar de man-vrouw ratio is heel laag. Dat is voor mij ook belangrijk om bespreekbaar te maken en aan te kaarten.

Peter: Het zegt veel over hoe de nadruk op een medium eigenlijk verschuift van karakter. Grietje Keller toont in haar film, ‘De rekenaarsters’, vrouwen die in de jaren veertig en vijftig rekenden voor bedrijven als Phillips, computerwerk dus. Als we nu aan computers denken, denken we aan hardware. Het zijn technische apparaten waar draden in zitten. We denken helemaal niet aan wat die dingen eigenlijk doen, namelijk rekenen. Het is één grote calculatiemachine. De gender van het apparaat is daar eigenlijk geswitcht. Om maar te zeggen… Herschrijven van de geschiedenis? Geschiedenis bestaat bij gratie van het vergeten, van het onderdrukken van het ene door het andere. Wie laten we daarover beslissen? Bedrijven? Zoekmachines? Software?

Bruno Latour schrijft dat “space is replacing time as its main ordering principle”. Tijd is een sequentieel gegeven en ruimte een simultaan, contemporain gegeven. Plaats is ook heel belangrijk in de praktijk van veel projecten bij Constant – het belang van de cartografie, het in kaart brengen, de dingen een plaats geven.

Peter: Plaats en tijd zijn altijd verbonden. Als het over R+R gaat, dan gaat het over plaats – routes – en iets dat je overdraagt in de tijd – routines. Dat speelt zich ergens af. Dat plaatsaspect is drager, het kan niet zonder elkaar bestaan. Wat belangrijk is in dit en andere projecten is het idee van contextualisering. De plek waar je bent, levert de condities van wat daar gebeurt. Een server in België of in de VS, waar een heel andere regelgeving heerst over wat je kan hosten, of iets doen in Elsene of in Molenbeek, dat zijn twee verschillende zaken.
Bij R+R proberen we in dezelfde filosofie te werken als waar we het nu de hele tijd over hebben. Alles op tafel gooien. Tijdens een interventie in de openbare ruimte in Elsene gebruikten we de gemeentelijke politieverordening van een zeventigtal pagina’s. De vraag die we opriepen: we weten nu wat we niet mogen doen op straat, maar wat mag je dan wel doen? Zo een document paralyseert volledig. Die regelgeving en de plek waar ze van toepassing is en het subject dat eraan onderworpen is – dat zijn verbonden zaken. Die regelen samen wat er gebeurt op een plek. We zochten daar naar speelse manieren om de wet te omzeilen. Bijvoorbeeld: het straatmeubilair gebruiken als communicatiemiddel. Zaken die in de computerwereld bestaan gebruiken we om die noties wat los te maken. Er is daar bijvoorbeeld een samenscholingsverbod van meer dan twintig mensen. Waarom? Dat wordt nergens uitgelegd. We namen de parallel van een renderfarm, waarbij vroeger verschillende computers aan elkaar werden verbonden om de rekencapaciteit te vergroten. Twintig deelnemers leerden in drie minuten tijd elk vijf andere zinnen van een wetsartikel uit hun hoofd. Samen kenden ze na drie minuten honderd zinnen uit een legale tekst met een zeer gespecialiseerd woordgebruik. De collectieve voordracht was indrukwekkend. Je kan zo een samenscholing zien als een collectief brein en dat kan gevaarlijk zijn. Die parallellen met de computerwereld keren dikwijls terug in R+R, als het gaat over geschiedenis, over urbanisme, hoe een stad groeit en hoe we netwerktechnologie kunnen inzetten. Denken over geschiedenis is niet voorbehouden aan één medium. Juist kruisverbanden tussen verschillende disciplines kunnen vruchtbaar zijn. Plaats is niet zomaar neutraal. Het is een actor, om in het jargon van Latour te blijven.

Wendy: Een belangrijke plaats voor Constant is de eigen server. Het is een autonome geconnecteerde plaats. Als je kijkt naar het internet, waar veel mensen hun dingen loslaten, dan zie je dikwijls gesloten, private platforms. De facebooks en de flickrs en de youtubes. Er is wel dat creatieve aspect, zelfs neuraal creatief met antwoorden en reacties. Dus je laat wel los, misschien wel zoals in een gemeente of een publieke ruimte, maar die publieke ruimte is eigenlijk helemaal niet zo publiek. Dat is iets waar wij zeer erg op letten en mensen doen op letten.

Ja, daar is loslaten eigenlijk vastzetten. Multinationals gaan gewoon aan de slag met jouw gegevens die vanaf dan hun eigendom zijn.

Peter: Het enthousiasme van de begindagen van het internet was dat alles open was. Dat dingen geregeld worden op een politieke manier vind ik wel een deel van de publieke ruimte. Als we nu over het internet spreken is dat een grote pap. Als we over de stad spreken is dat veel diverser. Een Media Markt gaat niemand verwarren met een publieke ruimte. Je weet dat het een bedrijf is, met een heel andere logica en een heel ander kader dan wanneer je ergens op een eiland je ding doet. Dat is cruciaal. We moeten heel precies proberen te zijn wanneer we een ruimte beschrijven. De friendly face van youtube en facebook strookt helemaal niet met de hardheid van hun terms of agreement. Het is een masker van vriendelijkheid om onvriendelijke condities mee te verbergen. Jatwerk. Dus je denkt “ik laat het los, ik geef het vrij”, maar je bent eigenlijk met handen en voeten gebonden aan zo een bedrijf en wat het met de data doet. Ook met data waarvan we helemaal niet weten dat ze bestaan, laat staan dat we ze loslaten – ik denk aan onze gebruikersdata.

Ik wil nog één woord loslaten, om af te ronden. Dat woord is “buitenstaander”. Loslaten is een vorm van je loswrikken, je loszetten, je onafhankelijk opstellen en dus eigenlijk handelen als buitenstaander. Is loslaten afstand nemen of is het eerder een engagement? AA stelt zich op – dat zagen we daarstraks – als een buitenstaander onder de archieven. Het gaat meer om de dynamiek van het archief dan over het archief zelf. Het heeft ook te maken met het loslaten van de hiërarchie. De aandacht voor marginale teksten. Voetnoten bij de tekst, opmerkingen bij de code – niet het archiefstuk zelf, maar wel de annotatie. Daar denk ik aan de buitenstaander, die zich bewust in de marge opstelt.

Peter: Bij je voorbeeld over code, gaat het meer over de commentaarpositie.

Ja, de positie van de buitenstaander is niet noodzakelijk negatief. Het heeft ook voordelen. Dat je vanop een afstand naar de dingen kijkt. Daarvoor moet je de dingen eerst loslaten. Zeggen bijvoorbeeld dat je niet werkt met youtube of facebook.

Peter: Ik begrijp wat je bedoelt als je het hebt over AA. Het is geen archief. Het is een archiefproject. Het is een reflectie op het archief. Van daaruit proberen we wel praktische zaken te maken die toestaan dingen te ontwikkelen zoals we ze graag zouden zien. Dus inderdaad, vanuit een reflectie werken aan iets waar je uiteindelijk toch al midden in staat en wat je ook vooral lanceert in het midden van archieven. Zo werken we ook vanuit Constant. Werken vanuit de kern van het eigen werk, wat het mogelijk maakt om te reflecteren op dat werk. We zitten niet zozeer in de marge of ergens buiten, maar wel ergens compleet binnenin. Dat hebben we door de jaren geleerd. We werken altijd op twee sporen. Je werkt ergens aan, het is een artistiek project, maar in je achterhoofd is er altijd wel een draadje dat eruit hangt en dat vraagt “hoe ga ik er dadelijk mee verder op het moment dat het project weer afgelopen is?”. We genereren insiderdata die nuttig kan zijn voor de praktijk als geheel. We werken aan werk. Aan manieren van werken. Ik weet niet of dat te rijmen valt met de term buitenstaander, maar er zit wel een dimensie van metawerk aan vast.

Ik ga proberen verduidelijken met nog een ander voorbeeld. Één van de onderwerpen in de softwearables is sociaal contact. Het is een soort van doorprikken van dat sociaal contact. Het is geen afwijzen, maar ook geen automatisch aanvaarden van sociale codes. Dat, denk ik, is een vorm van zich opstellen als buitenstaander. Je gaat je niet onmiddellijk engageren door mensen te gaan zoenen of handen te geven.

Wendy: Voor mezelf heeft dat te maken met het niet helemaal kennen van de sociale codes.

Of beheersen. Je kent ze waarschijnlijk wel, maar je beheerst ze misschien niet zoals het moet.

Wendy: Ik ben nog altijd verwonderd over bepaalde dingen. Ik kan echt naar mensen kijken in het station naar al die omgangsvormen die zich voltrekken. Dat heeft met mijn persoonlijke achtergrond te maken. Ik kom uit West-Vlaanderen, uit een truckersfamilie en de sociale codes worden daar nogal met de voeten getreden. Daarom vind ik het een interessant onderwerp om rond te werken.

Die sociale codes zijn tenslotte manieren van binding. En het omgekeerde van binding is loslaten. Als je in het station staat als observator, ben je eigenlijk ook een buitenstaander.

Wendy: Toen je buitenstaander zei, dacht ik eerst aan iets anders. Door niet mee te gaan in die sociale media, ben je ook een buitenstaander. Daar stel ik me recent heel veel vragen over. Ook dat is heel persoonlijk, maar ook weer niet. Op een manier zie je die vorm van omgaan met mensen en dat contract dat een facebook je voorschotelt, zie je dat echt niet zitten. Maar door dat te doen onttrek je je ook aan een heleboel zaken. Mijn vriend Wauter Mannaert werkt met jongeren en die gasten moet je niet mailen. Je moet iets op hun muur zetten.

Wat is de muur?

Wendy: Tja, dat bestaat blijkbaar in facebook. Ik zit zelf niet op facebook, maar luister wel goed wat anderen er uitspoken en stel vragen. Het is maf hoe software je sociaal kan afblokken, door er niet aan mee te doen. Dat is het gevolg van zelf je website te beheren en zelf voor je server in te staan. Hoe je dan wordt geïndexeerd, hoe je gelinkt wordt. Die keuzes hebben effectief gevolgen. Ik voel die grenzen.

Facebook is inderdaad wel een heel groot probleem.

Wendy: Een heel grote muur, hé?

Absoluut. “Nee” zeggen tegen facebook wordt bijna een asociale handeling.

Peter: Ervaar je dat zelf zo?

Wel, ik krijg steeds meer mail van facebook. Dat zijn contacten – of pogingen daartoe – die je bewust moet negeren. Als je dan later die mensen tegenkomt in wat heet “het echte leven”, moet je uitleggen dat je niet op facebook zit maar ook en vooral waarom. Dan stel je je steeds meer op als een buitenstaander. Hoe groter facebook, hoe groter je status als buitenstaander.

Peter: Het heeft te maken met dominantie. Maar het schept ook ruimte. Je kan andere dingen doen als je niet op facebook bent.

Ik weet wel waarom ik niet op facebook zit. Maar het feit dat ik het elke keer moet uitleggen wijst op een geïsoleerde positie. Dat geeft iets elitair, asociaal.

Peter: Ik heb nog een verhaal over de buitenstaander. Wendy en ik hebben voor R+R in Hasselt aan perceptieve schoenen gewerkt. We lieten de mensen technische schoenen dragen die op elkaar reageren en signalen uitzenden. Dat is ontwikkeld vanuit een idee dat al veel langer leeft binnen Constant, namelijk het idee van struikelblokken. Dat gaat terug naar een lezing van Bambi Ceuppens tijdens V/J9. Ze schrijft als antropologe heel expliciet over de manier waarop ze schrijft. Haar standaardwerk, Congo Made In Flanders ?, begint met een prachtige uiteenzetting over hoe antropologisch schrijven in elkaar zit en waarom het belangrijk is dat bijna alle woorden geannoteerd zijn. Ze doet dat heel bewust omdat ze niet wil dat de mensen haar boeken lezen alsof het de waarheid is. De daad van het lezen mag geen vloeiende realiteit worden. Die voetnoten-als-struikelblokken zijn zeer belangrijk om het ritme van het lezen te breken. Dan realiseer je dat die woorden uit allemaal verschillende discours komen. Dat die realiteiten zijn samengevoegd in één boek. En dat levert iemands verhaal, waaraan een heel netwerk aan andere verhalen en contexten vastzit.
Dat idee van het doorbreken van een ritme van een bepaalde actie, of het nu gaat om online werken of in de stad wandelen, is iets wat op verschillende manieren terugkeert in onze projecten. Het is een zeer nuttige metafoor als we werken met technologie die niet als karaktertrek heeft dat ie volledig vloeiend is. Integendeel, het kenmerk van veel vrije software is dat het ruwe materie is. Je kan er veel dingen mee doen, maar er zitten altijd ruwe randjes aan. Hoe kunnen we van die ruwe randjes gebruik maken? Door ze op de voorgrond te plaatsen. We moeten ons daar niet voor verontschuldigen. Die randjes zijn net interessant. Daar kunnen we dingen aan vastkoppelen. Op basis van dat rafelige stukje code kan je misschien wel een plugin bouwen. Dat struikelen over je eigen voeten, helpt nadenken over de manier waarop je je verplaatst door een ruimte. Het wordt een bezigheid die inherent is aan het voortbewegen zelf.

Het is eigenlijk jezelf buiten jezelf plaatsen…

Peter: Ja. Dat was ook heel voelbaar. De manier waarop we ons in Hasselt verplaatsten, dat ging echt heel langzaam. Je komt niet vooruit. Op twee uur hadden we amper een halve kilometer afgelegd. Daar plaats je je letterlijk buiten het ritme van een stad. Dat rolt en gaat maar door en dat stroomt en daartussen ben je dan bezig met die kleine mini-details als trottoirranden waar je met je onhandig schoeisel aan blijft haken. Dat is een heel andere ervaring van ruimte en tijd.







bibliografie:
Constant. V/J9. The Language of Sharing / Deeltaal / Protocoles d’échanges. Brussel, ConstantVerlag, 2006
Peter Westenberg. Affinity Video. In: Video Vortex Reader #4: Responses to youtube. Amsterdam, Institute of Network Cultures, 2008
Peter Westenberg. Routes + Routines. Hasseltse netwerk-wandelingen. Brussel/Hasselt, Constant / Z33, 2009