pieter van bogaert
pieter@amarona.be
Over verwantschappen, de dingen die terugkeren
Mijn weg naar Moyra Davey’s The Shabbiness of Beauty
in HART, 2021
Enkele maanden geleden presenteerde de Beursschouwburg een reeks video’s. Nurture was de naam van het programma, samengesteld door Sonja Simonyi en Sirah Foighel Brutmann & Eitan Efrat van het Brusselse kunstenaarsplatform Messidor. Familie was het onderwerp: over de verwantschappen tussen zorg, geweld en trauma. Vijf video’s brachten vijf verschillende beelden van families. Het was een vreemd programma – queer, maar dan zonder echt queer te zijn; Unheimlich, maar dan toch vertrouwd; ongemakkelijk, maar ook aantrekkelijk – waarin geschiedenis, religie, migratie, groei en vormen van conceptie het opnemen tegen het traditionele beeld van de familie. Simonyi, Foighel Brutmann en Efrat zijn alle drie jonge ouders in Brussel. De eerste werkt als filmwetenschapper, de laatste twee werken samen als kunstenaars (en als ouders).
Het zal je maar overkomen. Dan denk je dat je na al die jaren wel wat weet over andere (sociale, culturele, seksuele) vormen van samenleven maar blaast zo een programma je toch weer even van je sokken. Of denk je dat je na al die jaren goed op de hoogte bent van wat leeft in de audiovisuele kunsten maar blijkt dat er toch nog belangrijke gaten zitten in je cultuur. Ik ken twee van de vijf kunstenaars (de oudere Libanees en de jongere Belgische – ik vermoed allebei kinderloos, maar toch met de nood om een film te maken met en over kinderen). Een jonge Filipijnse en een jong Amerikaans duo zijn me onbekend: dat is niet zo vreemd – je leert voortdurend bij. Maar de andere onbekende is al bijna veertig jaar actief als fotografe en de laatste decennia ook als videomaakster en schrijfster. Moyra Davey is haar naam. En ik kan niet anders dan mezelf de vraag stellen: hoe is zij al die jaren onder mijn radar gebleven?
I’d rather live my life than narrate it.
(Hemlock Forrest, 2016)
Hemlock Forest is de titel van haar video die avond in de Beursschouwburg. Ik voel een grote verwantschap. Dat heeft iets te maken met haar referenties. Die beginnen bij Chantal Akerman die vijftig jaar geleden in News From Home correspondeert met haar moeder vanuit New York, de stad waar Davey ondertussen zelf woont. Of Jean-Luc Godard die zich in zijn voorlaatste film, Adieu au langage, afvraagt of men het leven moet leven of vertellen (het antwoord van Barney, Davey’s zoon: I’d rather live my life than narrate it; mijn vermoeden is dat zijn moeder niet echt een verschil ziet tussen het eerste en het laatste). Maar mijn verwantschap heeft, meer nog dan met die referenties, met haar onderwerpen te maken. Je familie, die je nooit loslaat. Die komt altijd terug. Dat merk je altijd meer hoe ouder je wordt. Dat gaat altijd zwaarder wegen. Dat wordt heel concreet bij Akerman die zelfmoord pleegt kort na de dood van haar moeder die – met haar herinneringen aan de kampen – als een rode draad doorheen haar werk loopt.
Moyra Davey werkt met fragmenten, losse eindjes die een leven, een verhaal, vormgeven. In die vormgeving van haar verhaal verandert ze geregeld van perspectief. Van de depressie van Akerman gaat het naar haar eigen verslaving aan werk, om te vergeten dat: ze haar urine niet kan ophouden en ze haar stoelgang niet kwijtraakt, haar maag pijn doet en haar handen branden, ze haar zoon mist. Ze gaat terug in de tijd. Naar de achttiende eeuw en de depressie van Mary Wollstonecraft. Van “zij” glijdt het narratief naar “jij” om onvermijdelijk uit te komen bij “ik”. Naar Karl Ove Knausgård noemt ze haar werk autofictie. Ze gaat voorbij aan haar oordelende zelf en neemt het goede met het kwade (anders, zegt ze, ben je hypocriet). Zo sampelt ze zichzelf een verhaal. Van de drie dochters van Wollstonecraft gaat het naar de zes dochters van haar eigen moeder (zij is de op één na oudste) en naar haar eigen zoon. Hoe ze wegsmelt als hij zijn hoofd in haar schoot legt als een levende piëta. Ze is gefascineerd (en – dat leer ik later uit een gesprek van Moyra Davey met Maggie Nelson voor Artforum – fascinatie is wat Roland Barthes het leidend principe noemt van de fotografie). Ze is gefascineerd, niet als een voyeur, maar wel in haar honger naar verhalen. Zijn verhaal. Ze noemt het the opposite of low hanging fruit. Dat was het onderwerp van haar film die avond in de Beursschouwburg. Dat ingewikkelde verhaal van haar, als moeder, van haar zoon.
I’m drawn to fragmentary forms, to lists, diaries, notebooks, and letters. Even just reading the word “diary” elicits a frisson, a touch of promise.
(Notes on Photography & Accident, 2008)
Ik ben verkocht. Ik wil meer weten. Dit gaat over meer dan het vullen van een gat in mijn cultuur. Het gaat over het delen van een verwantschap. Maar hoe begin je daaraan? Waar begin je aan een oeuvre, een carrière van bijna veertig jaar, aan een leven van een kunstenares die intussen de zestig voorbij is?
Ik werk met de fragmenten die ik heb. Op Ubuweb staan nog vijf video’s. Ik bekijk ze allemaal. Fifty Minutes uit 2006: daar begint die autofictie, dat werken met het archief van haar en van anderen, het belichamen van de tekst als performance, dat bizarre toe-eigenen van het eigen verhaal, die nostalgie als heimwee, als huispijn. My Necropolis uit 2009: over tijd bij Walter Benjamin. Hij vindt de tijd in de klok voor zijn raam – wat een luxe, schrijft hij – maar ook in de tweeduizend boeken (wat een luxe, denk ik) die hij verhuist naar zijn nieuwe appartement of in de Angelus Novus, het schilderijtje van Paul Klee bij hem aan de muur met de engel die achterwaarts de toekomst in vliegt. My Saints uit 2014: het portret van haar vrienden via enkele fragmenten van Jean Genet. Notes on Blue uit 2015: waarin ze van de laatste film van Derek Jarman, gemaakt toen hij al blind was door complicaties van aids, uitkomt bij de blindheid in haar eigen linkeroog door complicaties van multiple sclerose. Wedding Loop uit 2017: dat vertrekt op een kerkhof in Calcutta, zich ontwikkelt in een spel met schermen (haar laptop, haar iPhone, haar raam) om – opnieuw – uit te komen bij haar zussen en hoe die zich overeind proberen houden. Haar zussen, dat vertelt ze in dezelfde video, die het onderwerp zijn van Les Goddesses, de film (en tentoonstelling en boek) die ik nooit heb gezien.
De verwantschap groeit met elk nieuw werk van deze vrouw, moeder, dochter, zus die eerst fotografeert, dan video’s gaat maken en uiteindelijk de teksten van de video’s met nog andere essays verzamelt in een boek. Index Cards heet dat boek dat nu in de winkel ligt. Ze probeert orde te brengen in wat ze denkt en leest, in haar foto’s, haar video’s of haar mail art. Wat altijd terugkeert, als een techniek, zijn de nota’s – foto’s, citaten, ideeën – die ze herschikt in altijd ander werk. Ze volgt Susan Sontag die naar een foto kijkt als naar een citaat en naar een fotoboek als een verzameling notities. Met Rosalind Krauss kijkt Davey naar de fotografie als een vorm van écriture automatique. Met Hervé Guibert leest ze reisverslagen, van Goethe, Kafka of Handke als snapshots, als foto’s, als stukjes film. Haar aandacht is altijd al gefragmenteerd: ze vindt orde in lijsten, dagboeken, notaboekjes, brieven.
Ik onthoud: ze houdt niet van de overproductie, het extreme uitvergroten, het spectaculaire dat vandaag opgang maakt in de fotografie. Liever de intimistische foto’s van vrienden en kennissen die Wolfgang Tillmans maakte in de jaren negentig dan de recente abstracte beelden die hij sterk uitvergroot exposeert.
I curated myself with Peter Hujar; a risky act…
(The Shabbiness of Beauty, 2011)
Dat brengt me bij dat boek, dat verborgen juweel dat sinds enkele maanden in de winkels ligt: The Shabbiness of Beauty. Ik heb het dikwijls bekeken, ik heb het verschillende keren vastgepakt, heb er lang in gebladerd. Ik heb me laten verliezen in de foto’s. Het boek heeft een particuliere schoonheid. Het is een uitnodigend boek. Verleidend in al zijn eenvoud. Maar het is ook een duur boek. Veertig euro. Dat schept een afstand. Ik ga verschillende keren terug naar de winkel en koop het – na al dat tasten, bladeren, verliezen – uiteindelijk toch. Het is onweerstaanbaar. Ik wil dat boek, die nieuwe episode in haar werk rond haar uitgebreide familie. Het gaat niet enkel meer over haar zussen, haar zoon, haar partner en over al die kunstenaars die passeren in haar teksten. Het gaat over verwantschappen. Heel expliciet.
Het boek komt er na de tentoonstelling die ze op uitnodiging van Galerie Buchholz in Berlijn maakt als fotograaf en als curator met eigen werk en werk van Peter Hujar. Haar carrière begint waar de zijne eindigt: halfweg de jaren tachtig. The Shabbiness of Beauty is een fascinerend boek. Het is fascinerend (en bij Barthes betekent fascinatie dat je er moeilijk over kan spreken – dus hou je het bij een foto) hoe Davey haar werk en dat van Hujar in elkaar schuift. Hoe die foto’s van twee verschillende makers uit twee verschillende tijden toch in elkaar overlopen. Het heeft met eenvoud te maken – niets spectaculair hier (tenzij dan die eenvoud). Wat beide fotografen delen is een fascinatie voor het landschap (het water!), het lichaam, het dier. Beelden van de Hudson rivier en van de zee; paarden, honden, kippen; en natuurlijk: al die vrienden, kennissen, geliefden, familie die hen omringen. Shabby, dat wil zeggen sjofel, haveloos, versleten. Dat wil zeggen wat verloren gaat tussen het nieuwe, het grote, het dure. Dat wil zeggen de schoonheid die zich laat vinden waar je het niet zoekt: doorleefde schoonheid, niet exclusief, van jou. Schoonheid met een persoonlijkheid. Daaruit groeit de betrokkenheid – van de maker en van de kijker. (Eileen Myles, de auteur die schrijft als een fotograaf, wiens teksten zich laten lezen als foto’s, schrijft een inleiding voor het boek waarvoor Myles bij hun thuis in New York een tentoonstelling opzet met prints, kopieën van de foto’s die de auteur met tape ophangt in de gang van hun verdieping – shabby, persoonlijk, zoals het hun past).
En ja, misschien is dit wel een boek over ouder worden, over verdwijnen (dat is trouwens ook de titel van Myles’ inleiding: Vanishing; het woord zit ook in Witnesses: Against our Vanishing, de tentoonstelling samengesteld door een andere fotograaf als curator, Nan Goldin, waarin Moyra Davey in 1989 foto’s ziet van Peter Hujar en andere kunstenaars met aids). Misschien is dit ook wel een boek over wat geweest is (of, om het met Barthes te zeggen: het ça a été). Een boek dat nostalgisch, met die heimwee als huispijn, terugblikt op de tijd waarin alles nog jong is, opgroeit, begint: over de aandacht, de nieuwsgierigheid, het zoeken dat dan nog ontluikend is (en over huispijn gesproken: Eileen Myles schrijft hun tekst en maakt hun persoonlijke tentoonstelling bij hun thuis op het moment dat ze hun appartement moet verlaten, dat lees ik in het boek dat Myles tegelijkertijd schrijft met hun inleiding: For Now). De tijd van je jonge zelf is de tijd waarnaar je altijd terugkeert, maar waar je nooit meer raakt: zo gaat dat met schoonheid. Nu hebben anderen aandacht voor jou. Ze zijn nieuwsgierig naar wat jij doet, en hoe je het doet. Ze zoeken je op, zoals ik het deed voor jou, Moyra. Ze hopen wat terug te vinden (en doen dat ook) van de hoop, de verwachting, het destructieve, de idolen (The Clash, Roxy Music, David Bowie: jouw idolen en die van je zussen waren ooit ook de mijne), de samenhorigheid (wat jij vindt bij Barney, je zoon, en zijn vrienden of bij je zussen ondanks alles). Zo werkt dat, autofictie: jezelf herkennen in de anderen, jezelf vormen en schrijven doorheen de anderen. Daar zit die sjofele schoonheid: in de verwantschap die je losmaakt, jij bij mij.
- Index Cards van Moyra Davey is uit bij Fitzcarraldo, 2021. ISBN 978-1-913097-26-4, 16 euro.
- The Shabbiness of Beauty van Moyra Davey en Peter Hujar is uit bij MACK, 2021. ISBN 978-1-913620-20-2, 40 euro.
Fort Beau, Maart 2022