Nam June Paik – nl

pieter van bogaert

pieter@amarona.be

Pope June Paik – the antifixer

over Nam June Paik

voor Wonderland – Fluxus and the Game, 2006

(read it in English)

Pope June Paik – the antifixer

Nam June Paik – sommigen noemen hem de paus van de videokunst. Ik weet niet waar hij die vreemde titel aan te danken heeft, maar de legende wil dat de aankomst van de Sony Portapak, de allereerste draagbare videocamera, in 1965 samenviel met het bezoek van de paus (van Rome) aan New York. Nog volgens de overlevering haastte Paik zich naar de loskade om er als eerste de nieuwe elektronische camera in ontvangst te nemen. Op weg naar huis filmde hij vanuit de taxi de intrede van de heilige man. Slechts weinigen hebben ‘The Pope Tape’ daadwerkelijk gezien. Want na de vertoning diezelfde avond, tijdens een Fluxus event in Greenwich Village, verdween de video voor goed uit de rijk gevulde geschiedenis van de videokunst.

Tot zover de legende. In realiteit had Paik natuurlijk al voldoende bewezen dat hij helemaal geen camera nodig had om videokunst te maken. Hij had zelfs geen tapes nodig. Paik maakte kunst met televisies. Een zaag, een magneet of een hamer waren voor hem even goede interfaces als een camera, een videorecorder of een tape. Paik was een meesterfixer, een expert-bricoleur. Maar bovenal was hij een antifixer: een kunstenaar die moest afbreken om opnieuw te kunnen opbouwen. Een creator voor wie alles altijd in beweging was. Niks was gefixeerd, niets was af, niets stond stil. Zo werd Paik één van de grondleggers van wat later de instabiele kunsten is gaan heten – zeer concreet en toch zo ijl, zoals een elektronisch beeld op een tape. Zoals muziek in de lucht.

Alles begint in de muziek . Paik’s vormingsjaren in Korea, Hongkong en Japan werden gevuld met de studie van de post-Weberiaanse dodecafonie. De seriële muziek bracht hem naar Duitsland waar Karlheinz Stockhausen aan het eind van de jaren vijftig de leiding had over een radiostudio voor elektronische muziek. Tot een hechte vriendschap met de grootmeester zal het nooit komen. In tegenstelling tot Stockhausen (en zijn voorbeeld Schönberg) wou Paik immers geen controle over de muziek, maar wel een reactie. Zijn ontmoeting met John Cage tijdens de Darmstadt Summer School of Music in 1958 leidt naar de Fluxus-beweging, naar de performance en uiteindelijk naar de mediakunsten. Vaarwel muzikale opvoeding.

Maar let op, want de muziek zelf blijft wel de rode draad doorheen zijn werk. In een performance uit 1962, ‘One for Violin Solo’, gebruikt Paik een viool om ze kapot te slaan. Dat gebaar maakt geluid – en dus muziek – en verlost hem tegelijkertijd van het vervelende instrument. Zo maakt Paik brandhout van de Westerse cultuur en toont zich bovendien als een meester in de recyclage. Na de viool volgt de piano en vervolgens de televisie. Op een vakkundige manier worden al die instrumenten eerst uit elkaar gehaald om daarna als iets nieuws te worden hergebruikt. In 1963 organiseert Paik in Wuppertal zijn eerste tentoonstelling. De “very nice distortions” die zijn geprepareerde televisietoestellen produceerden, werden voor het eerst samengebracht in een ‘Exposition of Music-Electronic Television’. Zo een titel, dat kan geen toeval zijn. Televisie, voor Paik, is muziek en muziek is vanaf nu ook altijd een beetje televisie: voelen op afstand en kijken met de oren.

Alles gebeurt in de mix . Paik was zijn tijd ver vooruit. Hij maakte muziek van, voor en met televisie, lang voor de komst van MTV. Hij recycleerde beelden en geluiden, lang voor de komst van de sampler. Hij maakte organische omgevingskunst, lang voor de komst van de groenen.

Niemand richtte zich met zoveel overgave op de mediale omgeving als Paik, tenzij de eerste televisiekijkers thuis. Die verpakten hun tv-toestellen in mooie kasten, ze zetten er een vaas op of versierden het met een tapijtje. Vandaag is dat minder belangrijk, maar toen Paik kunst begon te maken met televisies werd er nog niet de klok rond geprogrammeerd en stond de televisie het grootste deel van de tijd niets te doen en ruimte in te nemen in de kamer. Daardoor kreeg het toestel zelf meer aandacht dan de schaarse programma’s die erop te zien waren. Met het groeiende aanbod van televisieprogramma’s verschuift de aandacht van het meubel, de buitenkant van de televisie, naar wat zich afspeelt in de televisie – van de verpakking naar de inhoud. Dat is het moment waarop Paik videokunst gaat maken. Hij gaat stukjes videotape aan elkaar plakken, zoals hij vroeger in de radiostudio’s van de WDR experimenteerde met stukjes geluidsband. Heel af en toe nog, neemt hij zelf zijn camera ter hand, de interface die hem in contact brengt met de binnenkant van de televisie. Maar liefst van al werkt hij met beelden die niet van hem zijn, zoals hij ook bij voorkeur talen gebruikt die niet de zijne zijn. Zijn taal is een plastische mix van Koreaans, Japans, Duits, Engels en Frans. Het resultaat is nostalgisch en futuristisch tegelijkertijd. Kijk naar de titel van zijn eerste computergestuurde werk uit 1968 (!): ‘Il pluit dans mon computeur’.

Alles komt uit het lichaam . Paik is een materialist. Televisie, voor Paik, is in de eerste plaats een meubel en het beeld is even tactiel – die opvatting deelt hij met Marshall McLuhan. Met magneten toont hij hoe de elektronen in de beeldbuis reageren op de directe omgeving en zich eigenlijk niets aantrekken van het beeld dat ze verondersteld worden te vormen. Hij gebruikt televisies in verschillende maten en gewichten om ze in en aan instrumenten te bouwen. Of aan lichamen, zoals dat van Charlotte Moorman, de celliste waarmee hij regelmatig samenwerkt en door Varèse ooit de “Jeanne d’Arc van de nieuwe muziek” genoemd. Paik bewerkt haar lichaam als een sculptuur en verbouwt haar als een robot.

Televisie, voor Paik, is een lichaam: altijd hetzelfde en toch altijd uniek – dat maakt elk werk van Paik tot een originele remix. Hij maakt levende tuinen met televisies, hij maakt er robots mee of een stoel, een muur, een vloer of een plafond, een bril of een bh. In een zeldzaam geval is er ook kunst zonder televisie, zoals in ‘Human Cello’ waarin Charlotte Moorman Paik’s lichaam bespeelt als een strijkinstrument. Lichamen als nieuwe media. Technologie zonder technologie. Als geen ander begreep Paik, lang voor de hype van de nieuwe media dat “sometimes, the best use of a computer is no use of a computer”. Het heeft iets bezwerend, alsof hij de media buitenspel wil zetten. Dat laat zich eigenlijk al aflezen in de affiche voor zijn eerste tentoonstelling – een verborgen manifest:

EXPosition of music
ELectronic television.

Niet de expo is belangrijk, ook niet de muziek, niet de elektronica en ook niet de tv. Wat telt is de boodschap die verborgen zit in de hoofdletters: EXPEL – een uitdrijving, no less.

Alles gaat naar lichaam . Deze videopaus is eigenlijk een tv-boeddhist. Er is helemaal niets uit te drijven – integendeel. Het komt er net op aan het innerlijke zelf te cultiveren. Zichzelf ontdekken in de omgeving, in de ruimte, in de leegte. Zoals een kijker voor een scherm, zoals een zen-boeddhist voor een muur. Een hele reeks minimalistische werken in de eerste helft van de jaren zestig komen als zijn-oefeningen, als zen-oefeningen. In ‘Zen for Film’, ‘Zen for TV’, ‘Zen for Head’, ‘Zen for Face’, ‘Zen for Walking’, ‘Zen for Street’, ‘Zen for Touching’ en ‘Zen for Wind’ confronteert Paik de toeschouwers, in de beste Cageaanse traditie, met de ruimte rond de media – met de ruimte waar wij ons in bevinden.

Deze werken functioneren als een cirkel die zich sluit – van het lichaam gaat het naar de ruimte en terug naar het lichaam. De kijker wordt integraal deel van het werk. Het kon niet anders of Paik voert in 1974 de zenmeester zelf op en installeert een authentiek boeddhabeeld voor de televisie. Zijn ‘TV-Buddha’ kijkt in opperste concentratie naar zijn eigen tv-beeld, gefilmd in een gesloten tv-circuit. Het scherm is een projectievlak (zoals in ‘Zen for film’) én een spiegelend vlak (zoals in ‘Zen for TV’). In een tentoonstelling in Keulen neemt Paik zelf de plaats in van de ‘TV-Buddha’ – met de ogen toe: een in zichzelf gekeerd beeld, een gesloten circuit.

Alles is deel van het gebeuren . De essentie is de existentie. Paik is de zenmeester en de extase is zijn natuurlijke zijnstoestand. Een statische flux, de belichaming van Sartre’s “ik ben altijd wat ik niet ben – ik ben altijd niet wat ik ben”. Geen concerten dus voor Paik, maar happenings. Geen dirigent, maar toeval. Geen partituur, maar interactie. En ook geen grens tussen performer en publiek: de ene kan op gelijk welk moment de plaats innemen van de andere. Alles gebeurt op het moment en alles is onvoorspelbaar. De verrassing van het gebeuren is de essentie van Paik’s werk.

Het gebeuren is onvermijdelijk en oneindig, want alles kan altijd beter. Paik maakt een ‘Better than Godard’ en een ‘Better than Einstein’. In ‘Better than Cage’ knipt hij op vrij tactiele wijze de das van de muzikant door. Uiteraard kon een ‘Better than McLuhan’ niet ontbreken. Daarin masseert de olijke Koreaan het hoofd van de filosoof – die de mediatheorie uitvond terwijl Paik de basis legde voor de mediakunsten – door met een magneet langs de televisie te glijden. Het medium is de massage en Paik en McLuhan, dat is het perfecte koppel. De eerste begon zijn oeuvre met geluid dat met de mond te horen was door op een soort hoorapparaat te zuigen, de laatste noemde televisie ‘audio-tactile’ – radio met beelden of voelbaar geluid. Van Cage, die in de anechoische kamer ontsnapt aan elk geluid behalve aan dat van zijn eigen bloedsomloop en zenuwverbindingen, leert Paik dat in de media de ervaring van het lichaam nooit is uit te sluiten. Niemand ontsnapt aan de context van het lichaam, aan de akoestische ruimte – in de woorden van McLuhan – die we overal met ons meedragen.

Alles gaat naar de toekomst . “There is no rewind button on the betamax of life”, zei Paik en dus ging het gezwind vooruit. Hij was de eerste om Big Brother te verwelkomen in 1984. Paik’s naar eigen zeggen “meest succesvolle kunstwerk”, ‘Good Morning, Mr. Orwell’, werd op 1 januari 1984 gelijktijdig opgenomen in New York en Parijs en via de satelliet uitgezonden op de Franse, Duitse en Amerikaanse televisie. Volgens zijn eigen berekeningen goed voor dertig miljoen kijkers – een onbescheiden record.

‘Good Morning, Mr. Orwell’ is geen hommage aan het visionaire (voor Paik: vervelende) boek met de naam van dat jaar, maar wel een manier om de donkere toekomstvisie van de Britse auteur te counteren. Paik was een onverbeterlijke optimist, zeker als het over media ging. In de jaren vijftig realiseerde hij met schaar en lijm zijn eigen digitale toekomst. In de jaren zestig was de televisie, als universeel verstaanbaar medium, zijn geprivilegieerde partner voor de papierloze maatschappij die ging komen. In 1974 lanceerde Paik in een studie voor de Rockefeller Foundation al het idee voor een ‘Electronic Super Highway’. Een concept dat in de jaren negentig werd overgenomen door de Clinton administratie en Al Gore, die het als zijn persoonlijke missie beschouwde de hele wereld aan te sluiten op het internet. In de jaren tachtig keerde Paik zich tegen de Orwelliaanse doemprofeten en in de jaren negentig vormde hij de eerste generatie internetkunstenaars. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw vergelijkt Paik het internet met een strijkkwartet waarin verschillende mensen samen een stuk muziek maken. Vandaag is Paik er fysiek niet meer bij, maar de geest van de antifixer hangt nog steeds in de lucht en laat niemand onbewogen. Zoals de media. Zoals de muziek.