Paul B. Preciado in lockdown

pieter van bogaert

pieter@amarona.be

In mijn kot (waar is de uitgang?)

Met Paul B. Preciado in en uit de lockdown

in HART, 2020

Bij het begin van de lockdown gaan mijn gedachten naar seks. Dat we veel nieuwe baby’s mogen verwachten binnen negen maanden. Naar relaties. Dat er veel scheidingen zullen aankomen. Naar sociaal isolement en depressies. En voor ik het goed en wel besef, zit ik verstrikt in een web van kwalen van de heteronormatieve maatschappij. Filosoof, curator en transactivist Paul B. Preciado schrijft erover, al twintig jaar lang. In recente stukken gaat het over Covid-19: een oproep om te dromen, een leerschool voor verandering, een zoektocht naar een uitgang.

“Je vis dans un monde ou plein de choses que je pensais impossibles sont possibles.”

(Guillaume Dustan, ‘Dans ma chambre’, 1996: 76)

Brussel, lente 2020. Door het raam op mijn kamer kijk ik naar een plein. Waar het anders vol staat met auto’s, is het nu helemaal leeg. Af en toe passeren wat wandelaars en hier en daar spelen kinderen. Ik geniet van de rust en – met de wandelaars – van het uitzicht en de ondergaande zon. Ik zie verschillende politiepatrouilles mensen op diverse manieren aanzetten om te blijven bewegen en afstand te houden. Weerbarstige jongeren gaan op de bon. Ik zie slogans verschijnen op de muren aan de overkant van het plein. “Le virus c’est le capitalisme”. “Fuck the system”. “Justice pour Adil”. “ACAB”. De wereld komt naar me toe. Mijn raam is een tv.

Ik maakte dit al eens mee in 2016 toen een bom ontplofte in de metro hier een paar straten verder. Toen was het omgekeerd en zag ik op tv wat er gebeurde in mijn straat. Eerst kwamen de beelden van de metro. Dan zwermden de camera’s uit in de stad tot ik zowaar, op tv, beelden zie van de militairen die zich installeren op het plein voor mijn huis. Mijn tv is een raam.

Zo is het lockdowngevoel. Meer dan ooit voelen we ons verbonden, meer dan ooit geïsoleerd. Gedeelde eenzaamheid noem ik dat. Hier wordt duidelijk dat je nooit alleen bent met jezelf, maar altijd in relatie met anderen: allemaal in hetzelfde bed, ziek of niet. Terwijl ik wacht op verandering (verbetering of niet? Terug naar normaal of nooit meer normaal?) groeit iets als de kracht van het mogelijke. Of hoe wachten erotisch wordt: verwachten, boordevol potentieel. Ik vind mezelf terug in een overgang, op weg naar (n)ergens, een parenthese, een (on)mogelijk tussenin, een onderbroken wording, een transitie.

“La traversée est le lieu de l’incertitude, de la non-évidence, de l’étrangeté. Ce n’est pas une faiblesse, c’est une puissance.”

(Paul B. Preciado, ‘Un appartement sur Uranus’, 2019: 33)

Parijs, lente 2020. Paul B. Preciado zit voor het raam, aan een bureau met een computer, omringd door boeken en schriften. Nog niet zo lang geleden reisde deze filosoof de halve wereld rond als curator voor het publieke programma van Documenta14. Vandaag zit Paul B. thuis, zoals iedereen. Paul B. denkt na over biopolitiek, over lichamen, normen en waarden, over revolutie. Paul B. bedient zich van oude en nieuwe media, videobelt dagelijks met de beide ouders in Spanje (voor de lockdown gebeurde dat elke twee maand en enkel met de moeder) of schrijft een liefdesbrief aan VD (een brief die de auteur met mondmasker, handschoenen en grondige ontsmetting achteraf persoonlijke aflevert in de eigen vuilbak in de eigen kelder). Dat lees ik in columns voor de Franse krant Libération en het Amerikaanse tijdschrift Artforum.

Paul B. Preciado weet wel één en ander over leven in de overgang. Paul B. leest “transitie” als “verlossing”, een stap in het ongewone. Ongebonden. Het gaat niet zozeer over een gevoel van vrijheid, maar wel – dat wordt altijd duidelijker – om het vinden van een uitgang. Een uitgang uit een lichaam, een discours, een norm: Paul B. werd geboren als Beatriz in een katholiek gezin in het Spanje na Franco. Als radicale lesbienne trekt Beatriz naar New York om er filosofie te studeren. Ze zal er later ook werken aan een boek over de architectuur van Playboy: over Hugh Heffner die het magazine voor mannen op hun kamer runt in pyjama vanuit zijn slaapkamer, afgesloten en toch hypergeconnecteerd met de wereld via de toen bestaande multimedia. Gedeelde eenzaamheid. Dat onderzoek betekent het begin van het farmacopornografisch complex dat als een rode draad doorheen Preciado’s werk blijft lopen. Een farmaceutisch (want paradoxaal genoeg leeft Hugh Heffner op Pepsi-Cola en amfetamines om zo weinig mogelijk te slapen en zo veel mogelijk te werken in zijn bed) en technologisch web van hulpmiddelen (Heffners slaapkamer is een studio met telefoon, video, radio, tv en andere verbindingen met de wereld).

Op uitnodiging van Jacques Derrida komt Beatriz naar Parijs om er filosofiecolleges te geven. Ze leert er Guillaume Dustan kennen, die met zijn debuutroman ‘Dans ma chambre’, in een polemische storm belandt tegen zijn immorele praktijk van ‘barebacking’: onbeschermd seksueel contact. Tegelijkertijd is ‘Dans ma chambre’ een ode aan de ‘gode’, de dildo die een grote rol zal spelen in Preciado’s ‘Manifeste contra-sexuel’, geschreven op uitnodiging van Dustan voor zijn reeks ‘Modernes’. In dat manifest pleit Beatriz Preciado voor een gelijkwaardigheid (en niet voor een gelijkheid: “equivalence” en niet “égalité”) van lichamen en voorwerpen en voor de anus als niet-binair centrum voor de contrasexuele deconstructie. (En vergis je niet. Ook voorbij de deconstructie speelt de invloed van Derrida, de filosoof die in een documentaire over hemzelf, gevraagd naar wat hij zou verwachten van een documentaire over Hegel, Kant of Heidegger, antwoordt: “Dat ze praten over hun seksleven”.)

In ‘Testo Junkie’ brengt Preciado, nog altijd als Beatriz, een autopornografisch verslag van haar eerste experimenten met het mannelijke hormoon testosteron. Dat is het begin van de transitie, verder beschreven in ‘Un appartement sur Uranus’: een verzameling columns voor Libération, verzonden over een periode van vier jaar vanuit tientallen steden verspreid over verschillende continenten.

“Ils disent crise. Nous disons révolution”

(Paul B. Preciado, ‘Un appartement sur Uranus’, 2019: 47)

Wat is het dan dat het werk van Preciado verbindt met Covid-19? De transitie eerst en vooral – de onzekerheid van een tijd waarin veel snel verandert. Het lichaam uiteraard, als drager, ontvanger en verspreider van het virus. De biopolitiek die regeert via het lichaam en gaat bepalen wat we nog mogen en wat niet met onze ontsmette, besmette, gemaskerde, gehandschoende, werkende, werkeloze, geïsoleerde en toch verbonden lijven. Het experiment dat hoort bij gebeurtenissen die je nooit voorheen meemaakte en waarvan de uitkomst onzeker is. Het technokapitalisme dat grote winsten slaat uit online shoppende en thuiswerkende studenten, docenten, geliefden, moeders en vaders, dochters en zonen, freelancers, loontrekkenden, gezonden en zieken. Technokapitalisme dat tegelijk ook zwaar inzet op het vinden van een virus nu de risicogroep zich niet enkel beperkt tot Homo’s, Haïtianen, Heroïnegebruikers en Hemofiliepatiënten (de vier H’s van de aidsepidemie, later ook aangevuld met de Hoeren) of Afrikanen (tijdens de ebola- en dengue-epidemieën), maar zich ook richt op de blanke, mannelijke vijftigplussers die bedrijven en regeringen besturen in het rijke Westen. En natuurlijk ook de morele verontwaardiging met verschillende bevolkingsgroepen – zoals bejaarden die sterven in woonzorgcentra en jongeren die feesten op de pleinen – als inzet.

Voor Paul B. gaat het over het verzet tegen het bewaren en bevestigen van de norm. Met andere filosofen als Bruno Latour, die Covid-19 ziet als een generale repetitie voor de klimaatcrisis, neemt Preciado deze crisis als een mogelijke stap naar verandering. Bij Paul B. heet dat revolutie. Dit is geen crisis, maar wel het logische gevolg van een uit de hand gelopen productiesysteem. Dat is volgens Preciado de belangrijkste les van Covid-19. Dat, zo staat het in ‘On the Verge’, een essay in het zomernummer van Artforum, “enkel een nieuwe alliantie van transfeministische, antiracistische, antikoloniale en ecologische strijd in staat zal zijn het privatiseren van de instellingen, het financialiseren van de zorg en de schuldeconomie en de expansie van het technopatriarchale en neokoloniaal totalitarisme te stoppen”.

“Si baby, j’ai exactement 15 ans.”

(Beatriz Preciado, ‘Testo Junkie’, 2008: 364)

Dat is de borrelende vulkaan waarop we zitten. Covid-19 toont het verband tussen de ontbossing die dieren uit de wouden naar de steden drijft en zorgt voor nieuwe virale besmettingen. Het toont een verband tussen de voedselindustrie en de farmaceutische industrie. Tussen zorg-, ras- en vrouwenwerk. Tussen de exploitatie van arbeid in het Zuiden en consumptie in het Noorden. En zelfs tussen telewerk en digitale porno: we beleven een crisis waarin de oplossing niet gezocht kan worden in het veranderen van het individu, maar wel van het systeem. De klimaatjongeren hebben dat al langer begrepen.

Daarom schrijft Paul B. in het genoemde essay in Artforum over de revolutie. Het stuk begint en eindigt met twee momenten waarop burgers de straat optrekken, vlak voor en vlak na de eerste lockdown. Het eerste is de Internationale Vrouwendag begin maart, het tweede is de Black Lives Matter betoging begin juni. Met de klimaatmarsen, leggen deze manifestaties de vinger op ecologische, seksistische, racistische en sociale onderstromen in de maatschappij. Dit is de tijd waarin (klein)kinderen en (groot)ouders en alles daartussen, vrouwen en mannen en alles daarbuiten, queer en straight, klimaatactivisten en gele hesjes, wit en zwart en zelfs rijk en arm in vele verschillende landen en nog meer talen samen de straat optrekken als nooit tevoren. In die bonte menigte zit de verbeelding van de uitgang. Altijd opnieuw in vraag stellen. Blijven dromen. Als een puber.

Voor Preciado gaat het om een uitgang uit het vrouw zijn, uit het man zijn, uit het trans zijn. Dit lichaam (m/v/x) past in geen van die kotjes. Paul B. bestaat helemaal niet. Het is een zichzelf schrijvende fictie. Taal is het instrument om het zelf te schrijven als een tekst. Franz Kafka, de Duits schrijvende Tsjech, is meer dan eens een voorbeeld voor deze auteur die zich afwisselend bedient van het Spaans, Engels of Frans. Kafka ook, die schrijft over de metamorfose van Gregor Samsa, de keverman onder het bed op zijn kamer – in zijn kot. Net zoals Pierre le Rouge, de aap in de mensenwereld die kiest voor het theater en niet voor de zoo als uitgang in Kafka’s ‘Verslag voor een Academie’. Preciado gebruikt dat verhaal voor het verslag voor een academie van Franse psychoanalytici in het net verschenen ‘Je suis un monstre qui vous parle’.

In Artforum noemt Paul B. de recente gebeurtenissen “not a call to arms, but to dreams”. Al die mensen die een uitgang opeisen uit een uit de hand lopende ecologische en politieke situatie en – met maskers en ontsmettingsgel als het moet – opnieuw de straat optrekken: dat doet dromen. Het is als een bad vol levenselixir. Zoals het testosteron dat Paul B. zich op de huid smeert. Het houdt eeuwig jong. Besmettelijk optimisme. Voor altijd in de overgang.

Fort Beau, December 2020

Gelezen:

  • Beatriz Preciado. ‘Manifeste contra-sexuelle.’ Balland, 2000
  • Beatriz Preciado. ‘Testo Junkie. Sexe, drogue et biopolitique’. Grasset, 2008
  • Beatriz Preciado. ‘Pornotopia. An Essay on Playboy’s Architecture & Biopolitics’. Zone Books, 2014
  • Paul B. Preciado. ‘Un appartement sur Uranus.’ Grasset, 2019
  • Paul B. Preciado. ‘Je suis un monstre qui vous parle. Rapport pour une académie de psychanalystes.’ Grasset, 2020
  • Verschillende teksten op libération.fr en artforum.com