Wolfgang Tillmans – Fur Immer Burgen



pieter van bogaert

pieter@amarona.be

Een nieuw leven

Wolfgang Tillmans’ Für immer Burgen

in HART, 2023

Forten

Er is een foto van Wolfgang Tillmans. Ze toont een close-up van twee in elkaar grijpende handen. Grijpen of lossen: de beweging is niet helemaal duidelijk. Maar het moment, het contact, het gevoel is daar. De handen liggen op de lakens van een bed. Blauwe ziekenhuislakens. De foto straalt rust uit. De situatie is sereen. De ene hand, met de duim in een knijper aan een draad met een rood lichtje aan de binnenkant, is van de schilder Jochen Klein – Tillmans’ partner. De vingertoppen van die hand liggen plat, met de handpalm op het laken, op een rood plankje. Aan dat plankje, onder de pink, hangt een koordje. Aan de binnenkant van de pols zit een pleister. Op het blauwe laken, over de hand, loopt een zwarte elektrische draad die verdwijnt onder het witte laken aan de bovenkant van de foto. De andere hand, met het zwarte horloge, twintigste-eeuws digitaal, met het scherm aan de binnenkant van de pols, is van Tillmans zelf. Zijn hand ligt zijwaarts met de wijs- en middenvinger van de andere hand onder zijn duim. Het licht is zacht, de schaduwen zijn mild. De foto is gemaakt enkele uren voor Klein sterft met aids. De foto staat in Tillmans’ boek uit 1998, Burg. Dat is Duits voor Fort. De titel van de foto – uit 1997 – is Für immer Burgen. Forten voor altijd. Handen als forten, in elkaar, onbeweeglijk, buiten bereik en buiten de tijd, voor altijd.

Sequens

Ik vind de foto twintig jaar later terug in 2017, het boek bij Tillmans’ gelijknamige tentoonstelling in Tate Modern. Hier staat het beeld centraal in een sequens van drie foto’s. De eerste (grey jeans over stair post, 1991 – die foto stond ook al, gespreid over twee pagina’s, in Burg) toont een lege jeans als een lichaam. De stijl van de trap drukt door de broek als een hoofd en de flappen boven de benen hangen erbij als armen, gebogen. De jeans staat centraal op de foto, met daarachter de trapleuning die doorloopt in de hoogte. Op die leuning ligt ook een wit T-shirt. Rechts op de foto staat de trap, bekleed met een rode loper. Links van de foto, de hoek van de traphal, wit geverfd, met een ook witte plint. Er is nog net een hoekje van de vloer, met een iets lichter rode bedekking zichtbaar. De derde foto (Milkspritz, 1992) toont een jonge vrouw in een bed met een baby aan de linkerborst. Die foto is in tegenstelling tot de vorige zwart-wit. De vrouw duwt op de tepel van haar rechterborst, centraal op de foto, waaruit een straaltje melk spuit. Ze kijkt naar haar tepel door haar grote bril en ze lacht. Een wit kussen ligt onder haar nek, een kamerjas over haar schouders. De aders onder de huid van de rechterborst zijn zichtbaar. De drie foto’s samen tonen een aanwezige afwezigheid, een einde, een begin – een sequens. Tillmans toont het sterven als deel van het leven, als een moment, als een eind dat leidt naar een ander eind.

Fort Beau

Op dat moment, in 2017, denk ik na over een project dat luistert naar de naam Fort Beau. Ik ben daar nog altijd mee bezig. Fort Beau, dat is Frans voor zeer mooi. De woorden komen tot mij op het strand, tijdens het lopen, bij mijn keerpunt, wanneer ik even stilsta, me draai naar de zee en mijn blik als vanzelf vertrekt naar de horizon. Daar en dan uit ik de woorden c’est fort beau. Dat is niet mijn taal. Dat zijn niet mijn woorden. Het is alsof iemand anders spreekt door mijn mond.

Lange tijd lees ik die vreemde woorden zeer letterlijk en denk ik dat Fort Beau over schoonheid gaat: over wat beweegt, wat in vervoering brengt, wat ontroert. Mijn eerste gedachten gaan naar beginnen en eindes. Ik denk aan geboorten en doden, aan nieuwe en oude liefdes. Iets moeilijker wordt het als ik zoek naar momenten in de kunst die me bewegen. Dan nemen mijn gedachten me mee naar de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw, wanneer kunstenaars als Derek Jarman, Nan Goldin, David Wojnarowicz, Zoe Leonard en vele anderen werken rond aids – naar de tijd waarin aids gelijk staat aan eind. Het is een tijd van woede en onmacht die leidt naar een moment van actie en engagement die mensen samenbrengt en in beweging zet. Het is een tijd van verlies, maar ook van verbondenheid. Dan staat het einde voor een nieuw begin. Elisabeth Leibovici schrijft erover in Ce que le sida m’a fait, haar boek dat diende als inspiratie voor Exposé.e.s, de tentoonstelling die nog tot half mei loopt in Palais de Tokyo in Parijs. In het boek van Leibovici, in de tentoonstelling die eruit volgt en in de werken van de verschillende kunstenaars in de tentoonstelling vind ik dezelfde verbondenheid – maatschappelijk én persoonlijk – als bij Tillmans.

Moment

Het is pas later, wanneer ik mijn gedachten deel met een groep fotografiestudenten, dat me duidelijk wordt dat de betekenis van Fort Beau ergens anders ligt. Het zijn de studenten fotografen die de woorden lezen als een beeld. Ze maken er een plek van, een Fort, genaamd Beau. Fort Beau is een vesting, een burcht, een plaats: zo dichtbij, maar toch altijd onbereikbaar. En zo is dat moment daar op het strand, dat moment dat me al die jaren blijft achtervolgen, waarop iets of iemand mijn lichaam overneemt, in de intensiteit van het lopen, de lucht, het licht, het water, mijn lichaam: het staat er als een fort, zo dichtbij, maar voor altijd buiten bereik. Ik wil er weer naartoe, maar kan het niet meer vinden. Net niet. Nooit niet. Voor altijd.

Zo kijk ik vandaag naar die foto van Wolfgang Tillmans: Für immer Burgen, Forten voor altijd. Het moment is voorbij en toch blijft het beeld terugkeren als altijd een nieuw moment. Elke keer opnieuw krijgt die foto een andere betekenis. Dat beeld blijft voortleven. In 1998, in Burg, staat het aan het einde van het boek, gespreid over twee pagina’s, als een afscheid van een dierbare vriend, een geliefde. Twintig jaar later, in 2017, staat het aan het begin van het boek, als een groet, een welkom, omringd door twee andere foto’s, als aanzet voor een nieuwe constellatie.

Atlas

Die wil om beelden opnieuw te tonen in nieuwe constellaties die leiden tot nieuwe betekenissen was al duidelijk in Burg. Dat boek zelf is een constellatie, maar helemaal aan het einde, niet zo ver na die dubbele pagina van Für immer Burgen, toont Tillmans foto’s van verschillende constellaties in tentoonstellingen. Dat houdt zijn foto’s levend. Elke foto is een eind, een herinnering aan een moment vastgelegd in de tijd, maar staat in zo een constellatie telkens weer voor een nieuw begin, een nieuw moment, zin, beeld. Zijn foto’s vormen samen een atlas die verandert met de tijd en met de ruimte.

Tillmans toont zich op zo een moment niet alleen als fotograaf, maar ook als boekenmaker en als tentoonstellingsmaker. Hij heeft een zeer fysieke band met zijn beelden. Hij behandelt zijn foto’s als lichamen. Hij hangt zijn foto’s aan de muur als inkjetprints, als afdrukken op fotopapier, in grote en kleine formaten, ingekaderd of met clips – nooit met spelden of nagels: geen gaten in zijn beelden; en ook nooit gekleefd op de muur, zodat hij ze altijd ongeschonden weer kan meenemen.

Kleren als lichamen

In L’usage de la photo schrijven Annie Ernaux en Marc Marie over foto’s van achtergelaten kleren op weg van de eettafel naar de slaapkamer, in de keuken, het bureau, het hotel. Elk van die foto’s vertelt een verhaal. Elk van die verhalen komt na het gebeuren. Elke keer gaat het om een reconstructie, een herinnering, gekleurd door de tijd en de ruimte. Elke herinnering is fysiek en vertelt iets over het verlangen in hun ontmoeting, de ziekte en het herstel van Ernaux, de passie in de seks – over wat voor, achter en na het beeld ligt.

Eenzelfde fysieke band keert terug in Tillmans’ foto’s van achtergelaten kleren. De foto van die grijze jeans over de trapleuning verleidt het beeld te lezen als een lichaam. In elk beeld van achtergelaten kleren (Tillmans maakte er ooit een hele reeks, zijn Faltenwerfseries) zit de afwezige aanwezigheid van een persoon, een verhaal, een suggestie van intimiteit, een verhaal dat komt na het gebeuren. Alleen laat Tillmans het reconstrueren van de verhalen over aan de kijkers van de foto’s. Hij opent de foto’s, altijd opnieuw. Hij toont voelende en dus kwetsbare levens, kleding als bescherming, als harnas; hij toont het afgooien van het harnas als een moment van kwetsbaarheid, maar ook van vrijheid.  

Stilte

Tillmans is een fotograaf, geen schrijver. Zijn verhalen ontstaan in de stilte van het beeld. In zijn constellaties ontstaan nieuwe gemeenschappen waarin vrienden en levende legendes naast elkaar staan. Waarin schoonheid en stijl een persoonlijke invulling krijgen, naast de mode van het moment. Waarin achtergelaten kleren de lichamen oproepen van hen die ze hebben gedragen – presence of absence.

Tot vandaag

17 years’ supply toont een doos met lege verpakkingen van pillen over een periode van 17 jaar. De foto is van 2014 – dat lees ik in het boek bij zijn tentoonstelling, 2017. Ik herken de foto, ook al denk ik soms dat ik in Tate Modern de doos zag staan. Zo fysiek was die tentoonstelling waarin foto’s van de muur op tafels terechtkomen om dan te materialiseren ergens in de ruimte. 2014 (het jaar van de foto) dat is zeventien jaar na 1997 (de dood van Jochen Klein); zeventien jaar voor 1997 is 1980 (het begin van de aidscrisis).

Bij het binnenkomen van Exposé.e.s in Palais de Tokyo loop je onder een banner van Gregg Bordowitz waarop staat: The AIDS crisis is still beginning. Op het Aids memorial dat Tillmans installeerde bij de Sendlinger Tor in München staat: AIDS / Den Toten / den Infizierten / ihren Freunden / ihren Familien / 1981 bis heute. Tot vandaag.

Eindig

How should we live if life is finite? vraagt Tillmans zich af in het Amerikaanse tijdschrift Aperture. Een gesprek dat begint met vragen over spiritualiteit gaat als vanzelf naar vragen over fotografie. Tillmans heeft het over the terror of images in online netwerken, waar foto’s niet langer afdrukken zijn, niet langer fysiek, maar dematerialiseren in digitale databanken. Bij hem worden die beelden weer kwetsbaar. Hij maakt de levens opnieuw tastbaar. Vriendschappen en relaties worden urgent. Er ontstaat een nood aan solidariteit. Daarin ligt een taak voor de fotograaf die (dat zie je in zijn foto’s) leeft in het moment, in het nu, maar (dat is de logica van die foto’s) dat moment toch vastlegt voor later en langs daar verbindingen maakt door tijd en ruimte.

Van het einde van een moment, een ontmoeting, een vriendschap, een liefde, gaat het bij Tillmans als vanzelf naar het einde van de fotografie dat altijd staat voor een nieuw begin. Het is die eindigheid die ik terugvind in Für immer Burgen en die altijd weer terugkeert in elke nieuwe foto of op elk nieuw moment waarop een foto wordt getoond. Altijd is er iets dat erop volgt: een nieuw leven.

Fort Beau, Mei 2023